I. Britsch-Oost-Afrika.
Sinds 1890 bezitting van Engeland. Heeft thans den naam van Kenia-kolonie.
Hoofdstad is Mombas. De kolonisatie werd eerst zeer bemoeilijkt door de voortdurende roof- en plundertochten der Massai’s in het Westen en der Galla’s in het Noorden; verbetering kwam er na de onderwerping der Massai’s, en nog meer door den bouw van den spoorweg Mombas—Florence aan het Victoria-meer. (1901. — Oeganda-lijn).De bevolking, zoo goed als geheel uit Negers bestaande, wordt geschat op pl.m. 2.400.000; zij werd langzaam aan door de Engelschen opgevoed tot geregelden arbeid. De handel is nog voor een groot deel in handen van Arabieren. Voor Europeanen is het klimaat gunstiger dan in eenig ander deel van Tropisch-Afrika.
Voor het beginnen met de zending moet vooral genoemd worden Dr L. Krapf, die met Livingstone en Stanley, als pionier der Protestantsche zending in Aequatoriaal-Afrika te eeren is;in 1843, in dienst der Engelsche kerkelijke zending, te Mombas begonnen, heeft hij, onder groote moeilijkheden, veel mogen doen voor kennis van de taal en gewoonten van het volk, en evenzeer voor de prediking van het Evangelie in dit deel van Afrika.
Later zijn er bij de Engelsche ook nog meerdere Duitsche en Amerikaansche zendingscorporaties gekomen, met het gevolg, dat in deze nog maar kort geleden geopende kolonie onderscheidene „zendingen” onderscheidene plaatsen hebben bezet. Dat heeft er toe geleid, dat op de zendingsconferenties van Kikuyu (1913 en 1917) pogingen aangewend zijn, om eenheid in heel de zendingsactie te brengen. Ondanks het aanvankelijk verzet der hoog-kerkelijke Anglicanen, werd, onder invloed van den aartsbisschop van Canterbury, door de „Kikuyu Alliance of Missionary Societies” in 1922 besloten: „De Vertegenwoordigende Raad zal bevorderen de formatie van de vereenigde volkskerk van Kenia, die voor haar inrichting en bestuur al de beteekenende elementen van Episcopalen en Presbyterianen bezitten zal.” II. Voormalig Duitsch-Oost-Afrika. (Tot 1919.) Voormalig Duitsch-Oost-Afrika, verminderd met de na den oorlog aan België toegewezen landstreken Ruanda en Urundi, is thans Engelsch mandaat en heeft nu tot naam: Tanganjika-territorie; óók zoo nog driemaal zoo groot als Brittanië.
Van de haven Dar-es-Salam is een spoorlijn gelegd naar het Tanganjika-meer. Vóór de kust ligt het eiland Zanzibar, dat de grootste hoeveelheid kruidnagelen der wereld levert; met de door Arabische handelaren gestichte hoofdstad Zanzibar, in vroeger jaren de uitvoerplaats van de slaven, en thans nog altijd het belangrijkste handelscentrum voor Afrika’s Oostkust.
Sinds eeuwen heeft zich de Islam langs de kuststreken genesteld; zoolang de slavenhandel zóó bijzonder profijtelijk was, dachten de Islammers niet aan propaganda naar en in het binnenland ; doch na de opheffing van de slavernij en de afschaffing van den slavenhandel werd dat anders; de verbetering van wegen en van verkeer heeft de Islam gretig aangegrepen, om op de gebruikelijke manier van de „vreedzame doordringing” de inboorlingen voor zich te winnen ; zendelingen in voormalig Duitsch-Oost-Afrika hebben het getal Mohammedanen destijds zelfs wel op 1½ millioen geschat.
De Roomsche Missie, die evenals in BritschOost-Afrika, ook hier krachtig werkt, èn de Protestantsche zending, eerst door de Engelschen, later door de Duitschers (ook door de Amerikanen) gedreven, zullen zich moeten inspannen, zoowel om den Islam aanvallend te overwinnen als om hem vóórkomend tegen te houden; in 1914 toch, bij het uitbreken van den oorlog, had de Protestantsche zending, waarvan wij de Berlijnsche zending, de zending van de Broedergemeente en de Leipziger zending (in het gebied van den Kilimandscharo), noemen, wel 103 zendingsposten, doch nog slechts 19463 gedoopten met pl.m. 7000 doop-candidaten.
Meer dan eenig ander deel van Afrika heeft Tanganjika-territorie de voorkeur gehad bij den wederkeer der Duitsche zendelingen:
De Augustana-synode der Zweedsche Lutheranen in de Vereenigde Staten nam het werk over, en voor de Duitsche zending werd ook al weer eenige opening gegeven.
Vóór den oorlog waren er zeven DuitschProtestantsche zendingsgenootschappen werkzaam, en slechts twee Engelschen, met nog één Amerikaansch. Dat groote verlies van zendingskrachten is in 1920 weer ten deele vergoed door de komst van zes zendingscorporaties, die voor Brittanië aannemelijk waren.
III. Portugeesch-Oost-Afrika. Ligt verder Zuidelijk langs de Oost-kust van Afrika, tot voorbij Lorenzo Marquez, aan de Delagoai-Baai, van welke stad een spoorlijn loopt naar Pretoria, door de Komatipoort; een andere havenstad is Beira; hoofdstad Mozambique.
Wordt slecht bestuurd en heeft dientengevolge treurige toestanden; in de jaren 1913—1917 werden uit Portugeesch-Oost-Afrika alleen naar Sint Thome 30.497 „contract-arbeiders” vervoerd, van wie er slechts 9.998 weerkeerden. Daarbij teisteren niet zelden hongersnooden het zoo uitgestrekte land.
Tot voor korten tijd maar heel zwak door de Protestantsche zending bearbeid; de laatste jaren kwam daar wat verbetering in; er werken thans 12 zendingsgenootschappen, van wie 4 Amerikaansche en 6 Engelsche ; het getal der gewonnenen zal op ruim 30.000 te stellen zijn.