Onder den oordeelsdag verstaan wij dien dag aan het einde der tijden, wanneer Jezus Christus wederkeeren zal op de wolken des hemels om te oordeelen de levenden en de dooden. Op dat gericht, dat volgt op de opstanding des vleesches, loopt onze geschiedenis uit, en het zal geoefend worden door denZoon des menschen, in Wiens hand de Vader het oordeel gegeven heeft.
Reeds in het Oude Testament wordt deze oordeelsdag aangekondigd als de dag des Heeren, die brandt als een oven, en in deze profetie staat de overwinning van en het gericht over alle vijanden van den Messias op den voorgrond (vgl. art. Dag des Heeren).
In het Nieuwe Testament wordt van dien oordeelsdag in duidelijke bewoordingen gesproken, en heet hij a. de dag des Heeren (1 Thess. 5 : 2, 4; 2 Petr. 3 : 10); b. de dag van Christus (1 Cor. 1 : 8; 2 Cor. 1 : 14; Fil. 1 : 6, 10); c. de groote dag (Judas : 6; vlg. Joel 2; Hand. 2 : 20); d. de dag (2 Cor. 3 : 13; 1 Thess. 5: 4; Hebr. 10 : 25; 1 Petr. 3 : 12); en c. een dag (Hand. 17 : 31).
De Heilige Schrift leert ons omtrent dien dag,1°. dat hij onverwacht komt; wel naar Gods raad en aan het einde der eeuwen, wel na de openbaring van den antichrist en de volle uitbreking der zonde, maar toch voor de menschen plotseling, als een dief in den nacht (vgl. Matth. 25 etc.);
2°. zegt de Schrift, dat in dien dag het volle gericht zich zal voltrekken; wel oordeelt God ook nu; wel is ieder, die niet gelooft, principieel reeds geoordeeld; wel is in de wereldgeschiedenis een wereldgericht, maar geschiedenis en gericht vallen niet samen, en straks wordt de vierschaar gespannen;
3°. lezen wij, dat Christus oordeelt, omdat Zijn kruis en Zijn Evangelie de maatstaf vormen, waarnaar geoordeeld wordt, en Hij, Die Zich voor onze zonden heeft vernederd, richten mag tusschen geloovigen en ongeloovigen;
4°. moeten wij, al zegt de Schrift over het gericht en den oordeelsdag zelf betrekkelijk weinig, aannemen, dat op dezen oordeelsdag het gericht zichtbaar en ten aanschouwe van allen voltrokken wordt; wel draagt het oordeel, dat Jezus velt, een geestelijk, inwendig karakter, maar aller oog zal Hem zien; Hij komt zichtbaar weer; de engelen zullen Hem vergezellen; de scheiding tusschen schapen en bokken zal ook zichtbaar wezen, en dit is juist het verschil tusschen het oordeel, dat voltrokken wordt vlak na het sterven (Hebr. 9 : 27) en den oordeelsdag, dat de laatste het gericht brengt voor aller oog. Verder moeten wij ons voor allerlei fantasie over en berekeningen van den dies irae, den dag des gerichts, wachten. Het zal een dag zijn van ontzaglijke heerlijkheid en majesteit, waarop de volle openbaring van Christus’ heerlijkheid zal gezien worden, en een dag van vreugde en eeuwige ellende, — maar meer weten wij er niet van; ook kunnen wij en mogen wij niet berekenen, wanneer die dag intreedt, terwijl tegenover het Chiliasme door ons moet vastgehouden worden aan één wederkomst van Christus. De orde in de laatste dingen is dus:
a. wederkomst van den Heiland;
b. opstanding der dooden;
c. gericht;
d. heengaan naar de heerlijkheid achter Christus of naar het verderf.
Dit gansche einde wordt gewoonlijk naar het allesbeheerschend oordeel van den verheerlijkten Koning de oordeelsdag genoemd.