Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Onbewuste

betekenis & definitie

Hoewel tegenwoordig door sommigen met het onderbewuste leven in de menschelijke ziel een soort cultus gedreven wordt, mag dit er ons niet toe leiden de werkelijkheid van het onderbewuste te ontkennen. Wanneer we het woord bewustzijn nemen in de beteekenis van een weet hebben van zijn eigen psychische toestanden, duidt het onbewuste of onderbewuste dat deel van ons zieleleven aan, dat buiten de sfeer van ons weten ligt.

Zulk een gebied is er inderdaad. Er is b.v. een groep voorstellingen, die we op dit oogenblik niet present hebben, waaraan we niet denken, maar die we, zoodra we dit willen, uit den geheugenschat kunnen halen en in het volle licht van het bewustzijn plaatsen. Deze gemakkelijk reproduceerbare voorstellingen hooren, zoolang ze nog latent in onze ziel zijn, tot het gebied van het onbewuste.

Ook zijn er voorstellingen, die vroeger in ons bewustzijn gekomen zijn, maar die zóó diep in de sfeer van het onbewuste zijn afgedaald, dat we met de grootste inspanning ze niet weer naar boven kunnen halen. Ze blijven onbewust.

In de derde plaats bevinden zich in onze ziel voorstellingen, die min of meer bewust zijn, waarvan we wel eenige weet hebben, maar die ons niet meer klaar voor den geest staan. Ze zijn in zwakken graad bewust.

Uit deze gegevens blijkt, dat er in onze ziel een gradatie is van bewustzijn, van helder licht tot diep donker. Het is dus niet geheel juist te spreken van een bewustzijnsdrempel, waar boven alles bewust, waaronder alles onbewust zou zijn. Het zieleleven is beter te vergelijken met een bol, waarvan het middelpunt helder verlicht is en de lichtsterkte langzamerhand afneemt in de richting van het middelpunt naar den omtrek.

Op de tegenwerping, dat, indien er een „ongeweten geestesleven” is, wij niet kunnen weten, dat het bestaat, zij geantwoord, dat wij langs indirecten weg tot de erkentenis geraken, dat er een onderbewuste moet zijn.

Ieder, die het geheugen bestudeert, komt tot de ervaring, dat de psychische inhouden, welke wij hebben ingeprent, niet afgezonderd worden bewaard, maar zich, vaak zonder dat wij het willen, met elkaar verbinden. Nog sterker. Soms vervormen zich die voorstellingen in zulk een mate, dat ze anders worden en bij nadere vergelijking met de oorspronkelijke waargenomen werkelijkheid geducht veranderd blijken te zijn. Het kan niet anders, of deze verandering moet in het gebied van het onderbewuste hebben plaats gegrepen.

Een verwant verschijnsel voert tot dezelfde conclusie. Wie b.v. voor het maken van een lezing heeft kennis genomen van hetgeen anderen over dit onderwerp hebben gezegd, ziet dikwijls eerst een rijstebrij-berg voor zijn geestesoog, de lijn ontbreekt, er is geen orde in. Daarom laat hij al het materiaal eerst eens bezinken; nadat enkele dagen verloopen zijn, is blijkbaar de stof verwerkt en heeft men weinig moeite meer met de eenheidsconceptie. Het onderbewuste heeft zijn werk gedaan. Een wiskundesom, waaraan men ’s avonds veel tijd heeft gewijd en desondanks niet heeft gevonden, lost men dikwijls (hoewel niet altijd!) den volgenden morgen in eens op.

Bij alle geestelijke productie, bij literair werk, bij het scheppen van een beeldhouwwerk, enz. duiken de ideeën uit de diepte van het onderbewuste op. Alle aanleg en talent wortelt in het donkere gebied van het onderbewuste geestesleven.

Op religieus terrein is het evenzoo. De Heilige Geest dringt bij de wedergeboorte door in de diepten van ons zieleleven, in de wortelen van onze persoonlijkheid en brengt daar zijn genadewerkingen tot stand, welke openbaar worden in geloof en bekeering. Ook in het leven der genade gaat, gelijk in het natuurlijke, het zijn aan het bewustzijn vooraf. Eerst het leven, en daarna de kennis van het leven.

Uit deze en andere gegevens is af te leiden, dat er in onze ziel naast het bewuste leven ook een sfeer van het onbewuste of onderbewuste is.

< >