wel eens de profeet van het Noorden genoemd, werd geboren 1783 te Udby in Seeland. Hij studeerde in Kopenhagen zonder veel belangstelling theologie.
Hij gevoelde een afkeer van het platte Rationalisme. In 1805 werd hij huisonderwijzer in Langeland en 1808 leeraar in de geschiedenis te Kopenhagen.
Hij bestudeerde vlijtig de Noorsche mythologie. In 1810 werd hij hulpprediker bij zijn vader.
Hij wilde het oud-Noorsche volk met zijn gewoonten goed leeren kennen en aan dat oude volk het Christendom verkondigen. Na den dood van zijn vader keerde hij naar Kopenhagen terug.
Door zijn kennis van het Noorsche volk en zijn poëtische gaven verzamelde hij vele vrienden en vereerders rondom zich. Ferdinand VI benoemde hem tot predikant van Prastöe op Seeland en in 1822 tot kapelaan in Kopenhagen.
De Kopenhaagsche hoogleeraar H. N.
Clausen stelde het Christendom op één lijn met het Rationalisme.
Dat wekte de verontwaardiging van Grundtvig op.
Deze schreef nu een verhandeling Protest der kerk geheeten. Hij bestreed daarin met groote vrijmoedigheid het gevoelen van Clausen.
Hij noemde dezen een vijand van Gods Woord, die de kerk maakte tot een afgodstempel. De algemeene opinie van Kopenhagen was voor Clausen en tegen Grundtvig, dien men een zeloot noemde.
Grundtvig werd tot een geldboete veroordeeld en onder censuur gesteld. In 1826 legde hij zijn ambt neder en hij bleef tot 1831 zonder standplaats.
De koning ondersteunde hem finantieel, zoodat hij naar Engeland kon gaan voorwetenschappelijke studiën. In 1831 werd hij weder toegelaten tot den predikdienst in de Friedrichskirche.
In 1863 werd hij bisschop. Hij was zeer vaderlandslievend.
Vandaar dat hij geweldig tegen de Duitsche aanspraken op Sleeswijk-Holstein gekant was.
Op vele samenkomsten sprak hij voor de verbroedering der drie Scandinavische rijken.
Zijn paedagogisch ideaal was nationale volksopvoeding in Christelijken geest. De „Volksen Bauernhochschulen” zijn vrucht van dit ideaal.
Het zijn zijn stichtingen. Zijn aanhangers werden „kerkelijke theologen” genoemd in onderscheiding van de „schriftgeleerden”.
Zij hielden zich het liefst aan de apostolische geloofsbelijdenis, en hielden zich niet met critiek en exegese op. De geestelijke opwekking onder leiding van Grundtvig verbreidde zich in breede kringen, bijzonder in Noorwegen.
Grundtvig streed voor vrijheid in de kerk. Hij wilde een volkskerk en geen staatskerk.
Zijn arbeid is in Denemarken met succes bekroond. In 1842 werd ieder vrijgelaten, bij wien hij zijn kinderen tot de confirmatie wilde toelaten.
In 1855 en 1862 werd de parochiaaldwang afgeschaft en de aanhangers van Grundtvig ontvingen vrijheid, om vrije gemeenten temidden van een volkskerk te stichten.
Die gemeenten werden kiesgemeenten genoemd.
Twintig familiën uit een of meer parochiën mochten een zelfstandige gemeente vormen en op eigen kosten een predikant beroepen. Men bleef nominaal echter in de staatskerk.
Jammer was het, dat de aanhangers van Grundtvig zich verbonden met de Boerenpartij en de uiterste linker-partij. In 1871 gaf Grundtvig zijn voorlezingen uit over den Lebenslauf der Kirche.
Hij stierf in 1872, bijna 89 jaar oud.