De neus dient als reukorgaan en als ademhalingsweg. Van binnen is hij bekleed met slijmvlies met trilharen, terwijl zich in het begin der neusgangen nog gewone haren bevinden.
Bovendien vinden we in den neus de z.g. neusschelpen. De lucht, die wij inademen, wordt in den neus gezuiverd van stof (door haren en trilharen) en vochtig warm, doordat ze strijkt langs de neusschelpen: dit zijn tevens de voordeelen van het ademhalen door den neus boven het ademen door den mond In het slijmvlies van den neus vinden we reukcellen, waarin de reukzenuwen, die uit de hersenen komen, eindigen.In de Heilige Schrift is sprake:
1. van den neus (of de neusgaten) des menschen, als het orgaan waarmee men ademhaalt (Gen. 2:7; Jes. 2 : 22); en als orgaan, waarmee men riekt (Ps. 115 : 6).
2. van den neus der dieren. Sanherib wordt vergeleken met een wild dier, dat men temt en leidt, door het een haak in den neus te leggen (Jes. 37 : 29; 2 Kon. 19 : 28).
3. in figuurlijken zin wordt ook aan God een neus toegeschreven (Deut. 33 : 10).