Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Namaland

betekenis & definitie

In het Zuid-Westen van Afrika; onderscheiden in Klein- en Groot-Namaland, resp. ten Zuiden en ten Noorden van de Oranje-rivier. De bevolking behoort tot den stam der Hottentotten, en staat op nog lager peil dan Boschjesmannen en Kaffers.

Veeteelt en jagen waren haar bezigheden ; veeroof kwam dikwerf voor. Met de Noordelijk wonende Herero’s voerden de Nama’s gedurig oorlog; zoo in 1870 en 1880; dus óók nog onder het bewind der Duitschers, die Zuid-WestAfrika als kolonie bezet hadden; de toch al dunne bevolking is daardoor nog meer gedund.Het Londensch Zendingsgenootschap begon in 1805 met het Zendingswerk (Zendelingen: gebroeders Albrecht [post: Warmbad], Schmelen en Moffat), doch gaf het later over aan de Engelsche Wesleyanen.

De Wesleyanen konden een paar posten aanleggen, maar die gingen grootendeels weer te loor, tengevolge van de voortdurende vechtpartijen; zij trokken zich terug, toen de (1840) in Klein-Namaland èn (1842) in Groot-Namaland begonnen actie der Rijnsche Zending al grooter omvang kreeg; zij behielden in Klein-Namaland een gemeente van circa 4000 leden.

De Rijnsche Zending heeft er jarenlang met veel geduld en toewijding gearbeid; elke stam kreeg zijn Zendingspost. Wij noemen: Warmbad in het Zuiden; Bethanië, Berseba, Keetmanshoop en Gibeon in het midden; en Rehoboth, Windhoek, Hoachanas en Gobabis in het Noorden.

Het laatste „jaaroverzicht” meldt in GrootNamaland : 7 Gemeenten, 10800 gedoopten en 600 doopcandidaten.

Merkwaardig is, dat de Zending telkens onder de Nama’s „geestelijke opwekkingen” beleven mocht.

De Roomsche Missie is ook hier concurreerend binnengedrongen.

< >