Een gnostieke secte, alleen bekend door een uitvoerig bericht van Hippolytus in zijn 5e boek der Philosophoumena. De naam Naasseners is afgeleid van het Hebreeuwsche woord nagasch, d. i. slang en heeft alzoo dezelfde beteekenis als de naam Ophieten.
Hippolytus deelt mede, dat er twee documenten van deze Naasseners bestaan.1°. Een leerschrift, dat handelt over den eersten mensch, zooals daarover in de godsdienstige overleveringen der oude volken gesproken wordt.
2°. Een hymne der Naasseners, vermoedelijk een liturgisch stuk der secte. Het schildert de gevangenschap der ziel in de stoffelijke wereld, haar heimwee naar een reine geestelijke sfeer, en het raadsbesluit van den hemelschen verlosser om op aarde neder te dalen en de heilaanbrengende gnosis bekend te maken. Dit is een van de oudste geschriften van de gnosis.