Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Mutatietheorie

betekenis & definitie

Mutaties zijn veranderingen, die bij de nakomelingen eener planten- of dierensoort plotseling, sprongsgewijze, als met een schok optreden en overerfelijk zijn. Zulke onverwachte sprongvariaties zijn meermalen opgemerkt.

Zoo nam de Nederlandsche plantkundige Hugo de Vries (geboren 1848 te Haarlem) in 1887 waar, dat op een veld bij ’s Graveland een aantal teunisbloemen groeiden, die geheel afweken van de groote teunisbloem (oenothera lamarckiana), een plant, die uit Amerika in Europa is ingevoerd en het eerst door Jean Monet de Lamarck (1744—1829) werd beschreven. Van deze moederplant waren al de afwijkende planten (mutanten) afkomstig.

In eenige volgende jaren ontdekte genoemde hoogleeraar nog andere gewijzigde vormen van oenothera lamarckiana, die zich alle met behoud van hun eigen kenmerken vermenigvuldigden en zich als nieuwe soorten gedroegen. Dergelijke mutaties zijn ook bij andere planten, bij voorbeeld bij de gele ganzebloem (chrysanthemum segetum) en de gele leeuwenbek (linaria vulgaris) waargenomen.

Op grond nu van deze verschijnsels kwam de Vries er in 1901 toe, om een nieuwe theorie over het ontstaan der soorten bekend te maken. Deze theorie, mutatietheorie geheeten, tracht op een geheel andere wijze dan Charles Darwin dat had gedaan, en wel door sprongsgewijze veranderingen of mutaties, een verklaring te geven van de afstammingsleer der organische wezens, die ook door de Vries wordt aanvaard.

Deze mutaties zouden zich na bepaalde perioden bij de planten voordoen en mutanten opleveren, waartusschen dan de strijd om het bestaan plaats vindt. Dat de evolutieleer door de mutatietheorie veel steun heeft ontvangen, is moeilijk in te zien.

De oorzaken, zoowel der individueele variaties of fluctuaties als der mutaties, en de richting, waarin deze zich zouden bewegen, zijn ons eigenlijk geheel onbekend, behoudens wat Gregor Johann Mendel (1822— 1884) dienaangaande geleerd heeft in zijn experimenteele erfelijkheidsleer. En de leer van Mendel is ook niet in staat, om het ontstaan van nieuwe soorten te verklaren.

< >