Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Mulder

betekenis & definitie

I. Gerardus Johannes Mulder, geboren te Utrecht 27 December 1802, overleden te Bennekom 18 April 1880.

Kort na zijn promotie in de geneeskunde en in de pharmacie trad hij als practisch medicus te Amsterdam op (Juli 1825). Zeven maanden later ging hij naar Rotterdam, insgelijks als geneesheer, aangetrokken door het lectoraat aan het Bataafsch genootschap, dat hem werd toegezegd en dat hij dan ook verkreeg.

Spoedig daarop kwamen botanische lessen voor apothekersleerlingen. Daarop volgde in 1827 de stichting der Geneeskundige School, aan welke Mulder tot lector in de botanie werd benoemd, waarbij weldra het lectoraat in de chemie werd gevoegd.

In 1835 liet hij het grootste gedeelte der practijk varen en wijdde zich voortaan meer onverdeeld aan onderwijs en onderzoek, bepaaldelijk in practische chemie. Zijn uitgegeven onderzoekingen vestigden weldra de aandacht op hem, vooral buitenlands, en met de ondersteuning van Berzelius, Faraday en Liebig gelukte het zijn vrienden, hem in 1840 tot hoogleeraar te Utrecht te doen beroepen.

Hier begon nu eerst recht zijn arbeid als onderwijzer en als scheikundige. Niet zelden werd de universiteit om zijnentwil door buitenlanders bezocht, die zich onder hem in chemie kwamen oefenen.

Ook was hij de ziel van onderscheidene gezelschappen, zoowel van wetenschappelijken als van gezelligen aard; en zoo gold hij jaren lang in Utrecht als een der meest populaire mannen. Aan het hoofd eener politieke vereeniging „Vaderlanden Koning” genaamd, trad hij ook op als een warm voorstander der Aprilbeweging van 1853 en van de daarop gevolgde orde van zaken.

In het najaar van 1853, tijdens Mulder rector magnificus der hoogeschool was, had de plechtige hulde aan den koning plaats, omringd door een schare van aanzienlijke mannen. Een groot schilderstuk, aanwezig ten stadhuize te Utrecht, bewaart nog de herinnering daaraan.II. Lodewijk Mulder, geboren 1822, gestorven 1907, officier-instructeur aan de Militaire Academie te Breda, later te Den Haag, en na zijn pensioeneering inspecteur bij het Lager Onderwijs, was beoefenaar van letterkunde en geschiedenis. Zijn zin voor humor, zijn geestigheid en neiging tot komische hekeling maakten hem als vanzelf aanhanger van het humoristischrealisme (schildering van de werkelijkheid in humoristischen, licht-spottenden toon), de richting, die naast de Romantiek in de middenjaren der 19e eeuw overheerschte. In Den Haag was hij dan ook lid van den kring der humoristen, den zg. „Spectatorkring”, en ook in zijn denken was hij een der hunnen: liberaal, belangstellend in politiek, onderwijs, opvoeding en voorstander van de moderne theologie. Reeds in zijn militairen tijd had hij zich bekendheid verworven met z’n parodie op de\eger-administratie Stokvisch-orders, maar als humoristisch copiëerder van het dagelijksch leven trad hij vooral op den voorgrond in den bundel Afdrukken van Indrukken, dien hij samen met zijn vriend Mark Prager Lindo schreef. Zijn schetsen Een buitenpartijtje (navolging van de familie Stastok uit de Camera) en Iets uit den tijd toen ik nog een lief vers maakte behooren tot het beste van wat die bundel bevat.

Zijn belangstelling voor de geschiedenis bracht hem tot het schrijven van een historischen roman Jan Faessen, (over den mislukten aanslag van Stoutenburg op het leven van Prins Maurits in 1623), waarin hij een getrouw en levendig beeld van den tijd wist te geven. Bij den opbloei van het tooneel in de latere jaren der 19e eeuw zette hij zich tot het componeeren van tooneelstukken. De Kiesvereeniging van Stellendijk (een hekeling van de holheid van het politieke leven), en Op glad ijs (een charge tegen het Socialisme) zijn vrij goed geslaagde proeven van dien arbeid. Ook schreef hij leerboeken over de vaderlandsche en algemeene geschiedenis, ’t Best komt hij als schrijver uit in zijn vele vlotte reisschetsen, humoristische beschrijvingen, die ook thans nog hun beteekenis hebben. In al dit werk is Lodewijk Mulder een goed vertegenwoordiger van de literaire richting van zijn tijd.

< >