Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Molière

betekenis & definitie

(pseudoniem voor Jean Baptiste Poquelin) Parijs, 1622, ✝ Parijs, 1673. In het leven van Frankrijks grootsten blijspeldichter vallen drie perioden te onderscheiden.

De eerste: jeugd en jongelingsjaren worden te Parijs en te Orléans, waar hij voor den vorm in de rechten studeert, doorgebracht. In het bezit van zijn titel, vereenigt hij in Parijs een aantal vroolijke en zeer lichtzinnige jongelui om zich heen, met wie hij een tooneelgezelschap vormt, Le théâtre illustre.

Om den eerzamen familienaam te sparen, noemt hij zich dan Molière. De zaken van deze troep gaan niet voorspoedig: tweemaal moet Molière, wiens vader de lucratieve betrekking van hofbehanger had, ervoor in de gijzeling.

Nadat voor de tweede maal de schulden zijn betaald, gaat de jonge Molière in de provincie beproeven wat in de hoofdstad mislukt is. Daarmede vangt de tweede periode aan, welke twaalf jaren duurt.

Hij trekt van stad tot stad: Rouaan, Rennes, Bordeaux, enz. met de zon mee in een wijden cirkel om Parijs. Soms is hij gedurende maanden gast op het kasteel van een of ander edelman.

Zonder onderbreking speelt hij, en, als hij in 1658 weer in Parijs terugkeert, is zijn talent volkomen gerijpt. Nu vangt de derde periode aan, de periode van zijn vruchtbare en glansrijke werkzaamheid, en van waaruit nagenoeg al zijn dertig tooneelstukken dateeren.

Hij komt in aanraking met Lodewijk XIV, die in hem een artiest vindt bij uitstek geschikt, om de hoffeesten op te luisteren, en met wien Molière zoo bevriend raakt dat zijn eerstgeborene, Louis, het petekind wordt van den koning.

Huiselijk geluk heeft Molière, hoe gefortuneerd hij ook was, niet gekend: op zijn veertigste jaar trouwde hij met een mooi, achttienjarig en coquet tooneelspeelstertje dat hem dikwijls ontrouw is geweest.

Bovendien liet zijn gezondheid alles te wenschen over. Molière heeft, als directeur en als eerste auteur van zijn eigen theater, èn als tooneelschrijver een groote activiteit getoond.

Hij heeft gespeeld tot zijn laatsten snik: de dood verraste hem op de planken, terwijl hij in de hoofdrol van Le malade imaginaire nog voor de derde maal het juro uitsprak. De geschiedenis van Molière is omgeven met legenden.

Pierre Louys heeft van de Molière-vraagstukken een tweede Shakespeare-Baconkwestie willen maken. Maar dat is hem niet gelukt.

Molière’s historiciteit staat onomstootelijk vast. Wèl is het hoogst merkwaardig, dat van alle manuscripten die Molière moet nagelaten hebben, niet meer overig is dan een zestigtal handteekeningen op kwitanties enz., en dat niemand zijn graf meer weet.Het tooneelwerk van Molière telt tal van onbetwiste meesterwerken. Bovenaan staan Le Tartuffe, het stuk, waarin hij de huichelarij aan de kuak stelt en dat hem de vijandschap der geestelijkheid bezorgd heeft, Le misanthrope, waarin hij de leugenachtigheid van den omgang in deftige kringen hekelt, Les femmes savantes, dat een satire is op de dwaasheid der'dames van dien tijd om geleerd te willen zijn en geleerd te willen doen. Verder noemen wij nog: Les précieuses ridicules, een één-acter, waarvan het onderwerp analoog is aan dat van Les femmes savantes, Don Juan, bijna een drama, waar de klassieke figuur van den vrouwenverleider te voorschijn'treedt en óndergaat, L’Avare, dat ons de afstootelijke figuur van Harpagon doet zien, wiens gierigheid tot waanzin aangroeit, Le bourgeois gentilhomme, de satire van den parvenu, Le malade imaginaire, een klucht waarin vooral getabberde doktoren met hun potjes-Latijn en hun pedante onwetendheid het gelag betalen. In het tooneelwerk van Molière passeeren bijna alle menschelijke ondeugden en gebreken de revue. Ofschoon Molière geen ethiek aanvaardt dan die welke de natuur ons leert, is zijn werk moreel gezond. Uitgezonderd enkele zeventiende eeuwsche grofheden, kan zijn werk door iedereen met profijt worden gelezen en aangehoord.

Zijn taal is wel eens wat slordig, de ontknoopingen zijner stukken staan meestal buiten verband met de eigenlijke actie, maar de hoofdfiguren zijn met zooveel kracht van lijn en tint neergezet, dat ze niet meer uit het geheugen gaan. Het zijn typen geworden, wier leven gedurende bijkans drie eeuwen onverwoestbaar is gebleken. Tegenwoordig is er een neiging om de stukken van Molière als verkapte treurspelen te beschouwen en ze ook als zoodanig te spelen. Daar mee gaat men boven de bedoeling van Molière uit. Zeker het fond van zijn stukken is diep-tragisch, zooals trouwens het geheele leven tragisch is. Molière’s bedoeling is geweest den lach te voorschijn te roepen die argeloos is en gezond. Molière’s lach is de lach van Rabelais en Jan Steen.

< >