is een vrucht, die door de baarmoeder uitgedreven wordt vóór de 30ste week der zwangerschap; het kind is dan niet levensvatbaar, is dikwijls reeds ook vóór de geboorte gestorven of sterft direct daarna; aanschouwt dus de zon niet (Ps. 58 : 9). De oorzaak eener miskraam kan zijn of een ziekte van de moeder of een ziekte (of dood) van de vrucht.
De oorzaak kan ook zijn een of andere misdadige handeling, die afdrijving der vrucht beoogt en wettelijk strafbaar is. Wordt een kind na de 30ste week doch vóór het einde der zwangerschap geboren, dan spreekt men van vroeggeboorte; hoe ouder het kind dan is, des te meer kans is er, dat het in leven blijft.
Zulk een geboorte komt onverwachts, ontijdig (1 Cor. 15 : 8). Onder misdracht of misgeboorte wordt ook wel eens verstaan een zeer misvormde vrucht, onverschillig of deze al dan niet op tijd geboren wordt.