I. Maximiliaan I (1459—1519).
Door zijn huwelijk met Maria van Bourgondië, erfdochter van Karel den Stoute, verkreeg hij uitgestrekte Bourgondische bezittingen. Hij is de grondlegger van de Habsburgsche heerschappij.
In 1499 verloor hij de opperheerschappij over Zwitserland. Hij was een vriend der Humanisten en schreef ook enkele boeken op litterarisch gebied (Theuerdank, Weiskönig e.a.).
Hij was een zeer ontwikkeld man. Zijn hoofd was vaak vol plannen, maar hij miste de volharding en de geestkracht om ze uit te voeren.
In de kerk te Innsbrück is een praalgraf te zijner eere. Albrecht Dürer schilderde zijn portret.
De Reformatie begon in het laatst zijner regeering, maar hij koos geen positie tegenover haar.II. Maximiliaan II (1527—1576), zoon en opvolger van keizer Ferdinand I en Maria van Hongarije. Sinds 1564 was hij keizer. Door zijn leermeester Severus, den hofprediker Sebastiaan Pfeuser en zijn lijfarts Crato von Krafftheim was hij in stilte het Protestantisme toegedaan. Om zijn vader en om zijn gemalin, alsmede om politieke belangen bleef hij uitwendig Catholiek. Hij bezocht de mis, maar hij stond in betrekking met vele Protestantsche vorsten, in het bijzonder met Christoffel van Würtemberg.
De Jezuieten verafschuwde hij, den Bartolomeusnacht veroordeelde hij. Aan de Oostenrijksche standen schonk hij vrijheid van godsdienst en aan de Evangelische standen schonk hij een eigen kerkbestuur. Hij hief in Bohemen in 1567 de Prager Compactaten op. Hij wilde de besluiten van het Concilie van Trente niet bekendmaken, maar anderzijds bevoorrechtte hij de Catholieken weder. Zijn halfheid en besluiteloosheid heeft hem veel ellende veroorzaakt. Ondanks het aandringen van zijn omgeving stierf hij zonder het gebruik der heilige sacramenten.