Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Marmer

betekenis & definitie

is gekristalliseerde koolzure kalk; het bestaat uit calcium, koolstof en zuurstof en heeft, evenals krijt en kalkspaat, tot scheikundige formule Ca C O3. Wanneer men marmer sterk verhit, of overgiet met een oplossing van zoutzuur H Cl, dan ontwijkt er koolzuurgas C 02.

De kristallen van marmer behooren tot het hexagonale stelsel en hebben dus 4 assen; drie daarvan zijn even lang, liggen in één vlak, deelen elkaar midden door en vormen hoeken van 60° met elkaar. Op dit platte vlak en in het snijpunt dezer bijassen staat de vierde as, de hoofdas, loodrecht; zij is langer of korter dan de bijassen.

Het soortelijk gewicht van marmer is 2.8. Marmer is ontstaan door metamorfose van kalkspaat, misschien onder den invloed van vulkanische werkingen.

Vele geologen nemen echter aan, dat de groote druk, dien bergvorming en bodemplooiïng op het kalkgesteente hebben uitgeoefend, oorzaak is van den kristallijnen vorm. Anderen schrijven de metamorfose van kalkspaat in marmer toe aan de werkzaamheid van heete bronnen, die het kalkgesteente week zouden hebben gemaakt; bij afkoeling van het heete water zou dan de kalk gekristalliseerd zijn.

De marmersoorten behooren bijna alle tot de palaeozoïsche en mesozoïsche formaties en worden in de meeste landen der aarde aangetroffen. Ze zijn zeer hard en kunnen fraai gepolijst worden; sommige zijn zelfs eenigszins doorschijnend.Zeer verschillend is de grondkleur van het marmer; deze kan zijn wit, geel, rood, bruin, groen, blauw, zwart. Dikwijls is het marmer geaderd of gevlekt. De geaderde en vooral de gevlekte soorten dienen o.a. voor kolommen, gangvloeren, wandbedekking, schoorsteenmantels, buffetten, waschtafels, pendules en voor allerhande versierselen, zoodat we binnen onze woningen dikwijls allerlei soorten van marmer aantreffen. Bekend is het zwarte marmer van Henegouwen en het roode van Namen. Ook de Ardennen, Nassau, Thuringen, Rauhe Alb, Frankische Jura, Silezië, Noorwegen, Algerië, Tunis, Zuid-WestAfrika, Canada, de Amerikaansche staten Vermont en Tennessee en vele andere landstreken leveren (meestal gevlekte) marmersoorten op, die bijna uitsluitend voor ornamentaie doeleinden gebruikt worden. De marmerlagen in onze Oost, b.v. op Sumatra en Ceram worden nog niet ontgonnen.

Het eigenlijke marmerland is tegenwoordig Italië, dat 90 procent van de geheele marmerproductie oplevert; voor het begin onzer tijdrekening was het Griekenland. De oude Grieken verkregen reeds eeuwen voor Christus hun marmer van de eilanden Paros, Naxos, Skiathos, Andros; verder uit de bergen Hymettos, Pentelikon en Laurion. Vooral van het geel-witte marmer van Paros en Naxos en van het schitterend witte Pentelische maakten zij hun kunstwerken, zooals Parthenon, Erechtheion, Propulaia, Theseion, tempel van Zeus Olumpios, tempel van Athene Nike, Venus van Milo (Melos). Minder geschikt hiervoor was het groen-geaderde marmer van Euboea. Het beroemde witte Italiaansche marmer, dat zulk een schoonen glans vertoont, wordt thans op twee plaatsen in Italië gevonden, namelijk in de Apuanische Alpen bij de steden Carrara en Massa in het Noorden van Toscane, en in de Vintschgau, het dal der Boven-Etsch, bij het dorpje Laas. Dit laatste is veel minder sterk aan verweering onderhevig dan het eerste.

Eerst ten tijde van Juiius Caesar zijn de Romeinen begonnen de marmerlagen bij Carrara te exploiteeren. Er zijn daar thans meer dan 600 marmergroeven. Voor dien tijd verkregen zij hun marmer uit Griekenland. Uit dit Carrarische marmer is de Apollo van Belvedere en zijn de kunstwerken van Michelangelo Buonarroti (1475—1564) en van Bertel Thorwaldsen (1770—1844) gehouwen. Het marmer van Laas is eerst in de vorige eeuw ontdekt.

Reeds meer dan duizend jaren voor Christus kenden de oude volken marmer en gebruikten het tot versiering hunner paleizen en tempels. Het zagen der marmerblokken tot platen zou door de Kariërs (in het Zuid-Westen van KleinAzië) zijn uitgevonden. Koning David verzamelde marmersteenen voor den bouw des tempels (1 Kron. 29 : 2). In het Hooglied van Salomo wordt gesproken van marmeren pilaren (Hoogl. 5 : 15) en Ahasveros, koning van Perzië, had in zijn paleis te Suzan pilaren en vloeren van marmer (Esther 1 : 6). In de Openbaring van Johannes wordt marmersteen vermeld als een der handelswaren van Babylon (Openb. 18:12).

< >