Dezen naam (Fransch : malcontents, ontevredenen) droegen onderscheidene politieke partijen in den loop der geschiedenis en konden zulke partijen natuurlijk ook in verschillende landen en tijden dragen, wanneer ze zich niet vereenigen konden met een bestaande orde van zaken, met eenig gevoerd staatkundig beleid enz. Het was in Frankrijk de naam van de dusgenaamde Politieken (les Politiques), een partij die gevormd werd in de latere regeeringsjaren van Karel IX, onder zijn broeder, den hertog van Alençon, als partij der gematigden die vrede wilden tusschen de Katholieken en Protestanten.
Bepaaldelijk het gebeurde in den Bartholomeüsnacht (1572) was in strijd met hun ideaal. In Hongarije heetten zoo de met den gang van zaken ontevredene elementen onder Léopold I, Jozef I en Karel VI.
In ons land kennen we Malcontenten in de 16e eeuw : de RoomschCatholieke Nederlanders die zich niet konden voegen in de orde der dingen die geschapen was door de Pacificatie van Gent (1576); edelen, die daarna met Parma de Unie van Atrecht sloten.In ons land kennen we ook Malcontenten in den jongsten tijd, maar dan op theologisch gebied. De oud-moderne richting kon op den duur aan een groep jongeren niet meer ten volle bevrediging schenken. Mannen als de professoren Eerdmans, Roessingh, Heering, en met hen velen die zich rondom hen schaarden, kwamen met hun grieven. De voornaamste dezer grieven waren wel deze vijf:
a. men maakte er bezwaar tegen dat de oud-moderne richting te zeer zich had overgegeven aan een naturalistische wereldbeschouwing; te veel onder den indruk was gekomen van de filosofie die alles verklaart uit de wet van oorzaak en gevolg; te weinig rekening had gehouden met de waarheid dat God regeert;
b. de oud-moderne richting leefde te zeer in de humanistische gedachtenwereld, had te hoog idee van den mensch, met wiens goede eigenschappen men te idealistisch dweepte;
c. in verband hiermee kwam de leer en de droeve werkelijkheid der zonde bij de oud-moderne richting veel te weinig op den voorgrond;
d. sprak men daar ook in veel te weinig geestdriftige termen over de noodzakelijkheid en waarachtigheid der verlossing;
e. had men te eenzijdig den persoon van Christus uitgeschakeld.
Ten aanzien van, in hoofdzaak, deze vijf punten, was men ontevreden, „malcontent”; kon men zich niet of onvoldoende vinden in de voorstellingswijze der oud-moderne theologie. Van oud-moderne zijde (prof. Bruining e.a.) werd dezen jongeren weer verweten o.m. dat ze wel termen gebruikten aan de oude orthodoxe theologie ontleend, maar die toch weer vulden met eigen nieuwen inhoud. En dat is waar. Daarom zullen de orthodoxen er zich ook voor moeten hoeden, hoeveel verblijdends er op zichzelf ook schuile in de jong-moderne reactie tegen oud-moderne zelfgenoegzaamheid, om al te spoedig de vertegenwoordigers dezer malcontente, jong-moderne richting met gejuich als pioniers voor een herleefde orthodoxie in die kringen te begroeten. Want, al gebruiken ze weer „orthodoxe” termen als zonde en genade, Christus en verlossing, orthodox zijn ze niet (vlg. bijv. hun standpunt ten aanzien van de orthodoxe leer van Christus’ opstanding, een hoeksteen van het gebouw der rechtzinnige leer) en willen ze ook, blijkens hun stellige uitlatingen, noch zijn noch heeten.