Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Laurens Reinhart Beynen

betekenis & definitie

werd 29 September 1811 te ’s Gravenhage geboren. Na het gewone lager onderwijs in de hofstad, ontving hij van zijn 13e tot zijn 18e jaar zijn opleiding in het instituut van Dr Petrus de Raadt te Noorthey bij Voorschoten, studeerde van 1829—1836 te Leiden, werd daarna leeraar in de oude talen van genoemd instituut en zag in 1838 zich benoemd tot tweeden praeceptor in het Latijn aan het gymnasium in zijn vaderstad, later tot leeraar in de Nederlandsche taal en geschiedenis, en in 1862 tot rector.

In’78 vierde hij zijn 40-jarig jubilé als docent, en dat was tegelijk het tijdstip van zijn aftreden. Negentien jaar later (1897) stierf hij op zijn buiten „Carolinenhof” aan den Bezuidenhoutschen weg.Hij was een uitnemend leeraar en opvoedkundige, een degelijk beoefenaar der schoone kunsten, een enthousiast redenaar, een rijk begaafd improvisator en in dit alles het type van den Christen-humanist. Met Groen van Prinsterer, Mackay, Elout en Singendonck behoorde Beynen tot de oprichters van de eerste vrije Christelijke school te ’s Gravenhage, 15 Augustus 1849. De orthodoxie achtte hij echter voor de school ten eenenmale ongeschikt. De Christelijkheid der school moest zich z. i. openbaren in haar voortreffelijkheid. Met Groen was Beynen gedurende jaren bevriend, al kon hij hem niet volgen in het antirevolutionaire kamp, en al gingen beider wegen uiteen, waar Groen in de wet op het lager onderwijs het woord „Christelijk” geschrapt wilde zien, en Beynen met Beets en Chantepie de la Saussaye pal stond voor het behoud ervan. Dit verschil van inzicht kon intusschen geen afbreuk doen aan de hooge waardeering van de persoonlijkheid en het karakter van Groen; getuige de levensschets door Beynen na diens dood gegeven in Eigen Haard (1876), en ook het treffend woord door hem gesproken bij de geopende groeve.

En zeven jaar later sprak Beynen in de laatste woning van het echtpaar Groen op den Korten Vijverberg ter inleiding der onthulling van een tweetal steenen, rechts en links van den ingang, als een blijvende hulde aan de nagedachtenis van den grooten staatsman en zijn trouwe gade. Een lijst der geschriften van Beynen vindt men achter de levensschets door Dr Joh. Dyserinck (1906).

< >