Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Klok

betekenis & definitie

In de VIe eeuw wordt voor ’t eerst (bij Gregorius van Tours ✝ 598) van het kerkelijk gebruik van klokken gewag gemaakt. Sommigen zijn van meening, dat ze van italiaanschen oorsprong zijn; men grondt dit gevoelen op den Italiaanschen naam „Campana”, die er op zou wijzen, dat ze het eerst in Campanië, in Italië, zouden vervaardigd zijn.

De oudst-gedateerde klok bevindt zich te Iggensbach in Nederbeieren en draagt tot opschrift „Anno MCXLIIII ab incar. Dni fusa est campana”. In de Nederlanden kwamen in de Vlle en VUIe eeuw reeds klokken voor. De tegenwoordig nog bestaande gaan echter zelden verder dan tot de XlVe eeuw terug. De oudst-bekende klokkengieter uit Noord-Nederland is Johannes de Trajecto, die in de Xlle eeuw werkte. Het aantal klokkengieters, die ons land na hem heeft opgeleverd, is zeer groot.

Gewoonlijk leefde de kunst van klokkengieten gedurende jaren, ja zelfs eeuwen in hetzelfde geslacht voort, waar het vakgeheim der familie bewaard bleef. Zoo hebben hier te lande van de XVe tot het einde der XVille eeuw geleefd en gewerkt de klokkengietersgeslachten van Wou, van Trier, Moer, Wegewaert, Butendiic, Hemony, de Grave, Haverkamp en vele andere. Centra van klokkengieters waren Utrecht, Delft, Kampen en ’s Hertogenbosch.

De oudste klokken bevatten geen opschriften; in de Xlle eeuw begon men ze van opschriften te voorzien, die spoedig algemeen werden. Ze waren meestal in ’t Latijn gesteld, hoewel ook meermalen — vooral na de Hervorming — de landstaal gebezigd werd. Zeer dikwijls kwam op de klokken voor de spreuk: „Vivos voco, mortuos plango, vulgura frango” (De levenden roep ik, de dooden beween ik, de bliksemen breek ik) en voorts de naam van den heilige, aan wien de klok was gewijd. Ook werd veeltijds het beeld van dien heilige en relief er op aangebracht, alsmede sierlijk ornamentwerk, dat aan de klok een artistiek karakter verleende.

De zwaarte van de klokken is zeer verschillend ; de grootste, die men in ons land aantreft, wegen om en bij 7000 K.G. De klokspijs bestaat voor ongeveer vier vijfde deel uit koper en voor één vijfde uit tin.

In de Roomsch-Catholieke kerk worden de klokken, om ze voor kerkelijk gebruik geschikt te maken, gewijd; van klokken, die deze wijding niet hebben ondergaan, zijn allerlei legenden in omloop, terwijl ze als een prooi van den duivel worden beschouwd. Daarentegen worden aan gewijde of gedoopte klokken bovennatuurlijke krachten toegeschreven.

< >