= kerkdorp, kerkelijke gemeente, parochie (vgl. plaatsnamen als Bovenkarspel, Oudkarspel). Het woord kerspel dat etymologisch verband houdt met kerk was oorspronkelijk de aanduiding van een geografisch begrensde kerkelijke gemeente, en is later ook in gebruik gekomen in de beteekenis van dorp.
In Frankrijk is het ’t eerst tot kerspelvorming gekomen. Op het platteland — dat te voren gerekend werd bij bisdom en stad — kreeg men geografisch begrensde kerkelijke gemeenten, later ook inde steden, die geldelijk zelfstandig, geestelijk aan den bisschop onderworpen waren.
In de kerken der Hervorming bleef vrij algemeen de kerspelbegrenzing behouden althans ten onzent, behalve in de groote steden; één gemeente onder één kerkeraad was de regel: de grenzen van de kerkelijke gemeente vielen saam met die van de stad. De enorme uitbreiding, welke de groote steden in de laatste halve eeuw verkregen, maakte echter de handhaving de ééne ongedeelde stadskerk onhoudbaar.
Met het oog vooral op de kerkelijke bearbeiding der leden moet deze worden gesplitst in meerdere zelstandige kerken. Aan de Gereformeerde kerk van ’s Gravenhage komt de eere toe, in dezen het voorbeeld te hebben gegeven: zij splitste zich, met ingang van 1 Januari 1925 in twee kerken: die van ’s Gravenhage-Oost en ’s Gravenhage-West.