Hieronder verstaat men de eeuwenoude indeeling in afzonderlijke, erfelijke standen, met eigen voorrechten en overgeleverde, zelfstandige organisatie, waardoor zich de eene kaste door bepaalde wetten van de andere onderscheidt. De naam kaste is afkomstig van het Portugeesche woord casta, dat stam of geslacht beteekent, waarmede de Portugeesche veroveraars van Indië de standen waarin de inboorlingen verdeeld werden, aangeduid hebben.
Men vindt dit kastenstelsel nergens zoo streng als in indië. De Hindoes zijn in 4 kasten verdeeld.
1. De Brahmana’s of priesters.
2. De Kshatrya’s of krijgslieden.
3. De Vaigya’s of landbouwers.
4. De Soedra’s of dienstbaren.
De laatsten vormen het grootste gedeelte van het Indische volk, en zijn weer in 130 groepen te verdeelen, zooals visschers, herders, enz.
De kasten vormen een streng afgesloten gemeenschap, met eigen verordeningen op huwelijk, spijze en drank, en reinheidswetten. Ook hebben zij rechtspraak over de leden die tot haar behooren, waardoor zij iemand wegens een bepaald misdrijf kunnen uitstooten, maar na boete weer opnemen. Men kan hierbij wel van een hoogere in een lagere kaste geraken, maar nimmer komt men van een lagere in een hoogere.
In vele gevallen zijn de leden eener kaste in hetzelfde beroep werkzaam; toch is dit niet de absolute regel, want Brahmana’s oefenen wel elk beroep uit, en uit de Soedra’s zijn wel koningen voortgekomen.
Sinds eeuwen onderscheidt men ook de gemengde kaste, n.l. de „Outcasts” waartoe de pariah’s behoorden.
Ook in andere landen, zooals in het oude Egypte, heerschte het kastewezen, en erfelijke standen worden nu nog aangetroffen o.a. bij de Japanneezen en de Chineezen.
Tot dit kastensysteem heeft zeer veel bijgedragen de leer van de zielsverhuizing.
Hoewel deze maatschappelijke indeeling zware en knellende banden legt, omdat zij de gemeenschap met anderen dan van eigen kaste verbiedt, heeft toch de nieuwere tijd met zijn verkeerswezen reeds verandering gebracht. Immers de voorrechten van de kaste worden te kostbaar voor de zuinigheid van den Brahmien. En zoo komt hij ertoe om in den trein de derde klasse coupé te nemen, en te reizen met de lieden van de laagste kaste, omdat dit vrij wat goedkooper is. En zoo reizen Brahmien en Soedra samen in den trein en komen met elkaar in aanraking. Ook in Nederlandsch Indië waar men vooral de indeeling in twee kasten heeft, vinden de Westersche denkbeelden al meer ingang, en beslist langzamerhand niet meer de afkomst, maar de mate van ontwikkeling, welke plaats iemand in het maatschappelijk leven innemen zal.
Deze kasten-indeeling als in Oostersche landen vindt men in Europa niet. Als men vasthoudt aan den naam, heeft men hier meer het oog op bepaalde standen, die zich streng afzonderen en op zich zelf leven.
Wanneer men dit kastensysteem beschouwt in het licht van de Heilige Schrift, kan zeker de gedachte dat een mensch door geboorte boven den medemensch zou staan, niet in overeenstemming worden geacht met het woord van Paulus te Athene, dat God uit éénen bloede het gansche geslacht der menschen gemaakt heeft (Handelingen 17 : 24) en wat hij zegt in Romeinen 3 : 22b, 23: „want er is geen onderscheid; want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods”. Het is ongetwijfeld waar dat God in de levensomstandigheden onderscheid maakt, maar zelf een grens trekken staat niet aan den mensch. De levenspositie waarin God plaatst, kan den een maatschappelijk hooger stellen dan den ander, maar nooit mag deze, en nog veel minder de geboorte, of de voorrechten van familie of geslacht, tot zelfverhefffng leiden. Op Christelijk standpunt is de gemeenschap der heiligen in Christus de groote tegenstelling van het kastensysteem.