8 Juli 1803 in Pommeren geboren, kwam op zeventien-jarigen leeftijd, door begunstiging van koning Friedrich Wilhelm III, uit de zadelmakerij op de Zendingsschool van Janicke te Berlijn. Dadr ontving hij de liefdevonken voor de Zending, die hem zijn gansche leven steeds aanvuurden, om met al zijn kracht te werken voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk.
Na het voleinden van zijn studie werd hij in 1826 door het Nederlandsch Zendelingsgenootschap uitgezonden naar Nederlandsch-Indië, waar hij zou arbeiden onder de Batakkers, maar zijn plaats kreeg onder de Chineezen op het eiland Riouw. Hij leerde de meest-voorkomende Chineesche dialecten, nam den naam Schi-li aan en droeg ook de Chineesche kleeding. Den Chineezen een Chinees!
Gehuwd met eene rijke Engelsche dame, maakte hij zich in 1828 los van het Nederlandsch Zendelingsgenootschap, om op eigen gelegenheid de Zending te gaan dienen, en vestigde hij zich te Bangkok in Siam; ijverig arbeidde hij daar en gaf een deel van zijn tijd aan het vertalen van den Bijbel in het Siameesch.
Diep terneergeslagen door het plotseling verliezen van zijn vrouw, verliet hij, op advies van zijn dokter, Siam (1831), en richtte hij oog en hart naar China, dat voor de vreemdelingen nog altijd ontoegankelijk was. Daarmee geraakte hij tot zijn levenstaak; want geheel zijn volgend leven heeft hij besteed aan het brengen van het Evangelie in China, in zóó vurig enthousiasme, met zóó onbezweken trouw en op zóó onderscheiden manier, dat hij daarom als de eerste Duitsche pionier der Zending in China te boek staat.
’t Begon met een gewaagden tocht per jonk naar Tientsin, waar hij lectuur verspreidde, den Chineezen het Evangelie bracht en de zieken hielp; op de terugreis stapte hij af in het Portugeesche Makao. Vandaaruit ondernam hij in 1832 en ’33, als tolk op Engelsche schepen, die langs de havenplaatsen opium smokkelden, zijn drie reizen, die hem de gelegenheden boden, om Bijbels, tractaten en Christelijke geschriften onder de Chineezen te brengen; de berichten daarover in zijn Journal of three voyages along the coast of China maakten hem in Europa bekend en beroemd. Makao bleef zijn standplaats.
Tijdens den opiumoorlog tusschen China en Engeland (1839—1842) moest de intusschen weer gehuwde Gützlaff met zijn gezin de wijk nemen naar de Fillippijnen; maar toen de Engelschen in 1840 het eiland Tschusan bezet hadden, aanvaardde hij als „vriend der Chineezen” de een of andere bestuursfunctie en doorkruiste hij zeven maanden lang geheel het eiland, alom predikende het Evangelie.
Na den vrede van Nanking (1842), waarbij de Chineezen het eiland Hongkong aan de Engelschen afstaan en meerdere plaatsen voor den handel openstellen moesten, werd hij nogmaals ambtenaar van het Engelsche bestuur op het eiland Tschusan, en zette hij het daar te voren begonnen Zendingswerk voort door prediking, oprichten van scholen en verspreiding van boeken. In 1843 vertrok hij naar Hongkong, waar in de pas-gebouwde stad Victoria enkele Zendelingen reeds een krachtige Zendingsactie voerden; zijn ambtstitel was toen: „Engelsche secretaris van Chineesche aangelegenheden”.
Het reeds te Makao opgevatte plan, om door middel van Christen-Chineezen in zoo kort mogelijken tijd het Evangelie te brengen aan de millioenen van China, was inmiddels bij hem gerijpt. Te Hongkong werd het z.g.n. „Chineesche Genootschap” gesticht, dat onder leiding van Gützlaff de boden uitzond in alle richtingen van China’s vasteland, om te prediken en te colporteeren. Zijn „oproep aan de Christenen in Duitschland” vond gehoor bij de Rijnsche en Bazelsche Zendingsvereenigingen, en 19 Maart 1847 kwamen te Hongkong vier Duitsche Zendelingen aan: Genahr en Koster van de Rijnsche en Hamberg en Lechler van de Bazelsche Zendingsvereeniging. Hoe gelukkig achtten dezen zich, dat zij in de China-zending mochten arbeiden onder de leiding van een man als Karl Gützlaff, die al zooveel beleefd, gewerkt en geleden had, en die zooveelzijdig begaafd was. Om de leden van het Genootschap te onderwijzen, moest hij verschillende dialecten spreken; hun rapporten moest hij lezen en critiseeren; ’s avonds ging hij er op uit, om het Evangelie te prediken op de schepen in de haven èn te land. Geschreven had hij (in het Engelsch) een twee-deelig boek: China Openend; ook uitgegeven Het leven van Keizer Tan Kwang en een Geschiedenis van China; daarbij den Bijbel in hetChineesch vertaald, waaraan ook Dr. Medhurst meegewerkt had; zelfs had hij een ChineeschEngelsche grammatica samengesteld.
Al te spoedig kwam echter diepe ontnuchtering : de helpers, met hun gemis aan opleiding, predikten altijd hetzelfde, bleken de meegebrachte bekeerlingen voetstoots te hebben gedoopt, die dan op hun beurt al spoedig weer als „Evangelisten” werden uitgezonden, tengevolge waarvan het Christendom eigenlijk niet meer dan een dun vernisje was. Een zware fout moest er in Gützlaffs Zendingsmethode zitten. Bij zijn Genootschap konden de Duitsche Zendelingen niet blijven; zij gingen hun eigen weg, om een vasten Zendingspost te verkrijgen en een Gemeente te formeeren.
Middelerwijl was Gützlaff besloten tot een reis naar Europa (1849). Hij bezocht alle landen van Europa, ijverende voor de bekeering van China’s bevolking. Vereenigingen trachtte hij te stichten, onder welke de provincies van China als Zendingsterreinen zouden verdeeld worden. Zijn woord sloeg in!
Maar de scherpe blik van Hamberg, die de weinig dankbare taak op zich genomen had, om de leiding van het Chineesche Genootschap te Hongkong te voeren, had ontdekt, dat Gützlaff door de meesten van zijn helpers schrikkelijk bedrogen was, op allerlei manier, en dat heel dat Chineesche Genootschap een wangedrocht was. In een wel-gedocumenteerd stuk gaf hij daarvan kennis aan de verschillende Zendingsvereenigingen in Europa.
Uit Europa teruggekeerd (1851) poogde Gützlaff nog, om het door hem met liefde en ijver tot stand gebrachte werk te redden, maar het ging in ontbinding al verder voort; spoedig daarop, 9 Augustus 1851, stierf hij in de kracht van het leven!
Deze afloop van zijn eerst zooveel belovend en zooveelszins bewonderd Zendingswerk heeft op Gützlaffs naam een donkere schaduw geworpen ; bevat ook een ernstige waarschuwing tegen een grootsch opgezette Zendingsactie die geen stevigen en solieden grondslag heeft. Maar het is en blijft Gützlaffs verdienste, dat hij Duitschland tot de Zending in China heeft geleid. Te betreuren is het ook, dat hij, de man met zijn vurig temperament, niet onder de directie van een Zendingsvereeniging begeerde te werken, en dat hij niet ongedeeld zijn krachten stelde in den dienst van den Koning der koningen, doch tegelijk ook een wereldlijk ambt vervulde, maar zijn eere is het en zal het blijven, dat hij het middel is geweest, dat de drie Duitsche Zendingsvereenigingen van Berlijn, Barmen en Bazel tot China-Zending gekomen zijn, die, zij het dan met andere methoden, zijn plan zijn gevolgd, om door te dringen in het binnenland van China. Ook is door een zijner oproepingen Livingstone opgewekt tot het groote werk, dat deze later in Afrika heeft verricht.