Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Karl Daub

betekenis & definitie

Geboren 1765 te Kassei, studeerde in Marburg filosofie, filologie en theologie. 1791 docent in Marburg, 1794 professor in Hanau, 1795 in Heidelberg, f 1836. Daub was een ernstig man, die door zijn vrienden als de „Magus van het Zuiden” geprezen werd.

Zijn beschouwingen werden deels beheerscht door Kants criticisme, daarna door Schellings natuurfilosofie en eindelijk door Hegels ideeënleer. Deze veranderingen spiegelen zich af in zijn boeken.

Zijn Katechetiek is Kantiaansch, zijn Theologoumena zijn Schellingiaansch en zijn Theologie van den tegemvoordigen frydisHegeliaansch. Hij trachtte filosofie en theologie met elkander te verzoenen.

Van de orthodoxe belijdenis week hij in de meeste punten af. Toch beleed hij nog vijf wonderen:1°. het bestaan Gods;
2°. het ontstaan der wereld;
3°. het ontstaan van de zonde;
4°. de goddelijke wetgeving en
5°. de menschwording van Jezus Christus.

< >