Het woord isolement beteekent afzondering. Het is afgeleid van het Latijnsche woord insula, Italiaansch isola = eiland, eigenlijk dat wat in de zee, wat afgezonderd is; en het achtervoegsel ment van het Latijnsche mentum.
De grondbeteekenis: het tot een eiland maken is dus in de tegenwoordige beteekenis van afzondering, eenzaamheid, nauwelijks gewijzigd. Het is vooral bekend geworden door het gevleugelde woord van Groen van Prinsterer: in ons isolement ligt onze kracht, uit den tijd, toen hij de antirevolutionaire groep uit de omarming van het conservatisme losmaakte.Treuriger jaren had Groen van Prinsterer met de antirevolutionairen niet doorleefd dan van 1866—1871. De fusie van de antirevolutionairen met de conservatieven, eerst onder het ministerie Van der Brugghen (1856—1858), en later nog eens onder het ministerie Heemskerk-Van Zuylen (1866—1868), had bitter teleurgesteld. Van der Brugghen had vastgehouden aan de gemengde school met het woord „Christelijk” er ingevoegd. De gemengde d.i. de openbare school zou voortaan opleiden tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden, waarmede niet alleen Thorbecke, maar zelfs de jood Godefroy genoegen nam. Het ministerie Heemskerk-Van Zuylen verklaarde: „De openbare lagere school of staatsschool blijft de regel, de bijzondere school de uitzondering”, en met de vage belofte, dat de regeering de gemoedsbezwaren van de voorstanders van een school met den Bijbel zou trachten weg te nemen, ’t zij dan zonder of met wetswijziging, werden de bezwaarden gepaaid.
Toen nu in 1868 het ministerie Heemskerk-Van Zuylen aftrad, zaten de conservatieven in hoogen politieken nood. ’t Ging er voor hen óp of ónder. Maar Groen weigerde weer met hen samen te gaan. Hij wilde van geen fusie meer weten. Het werd hem al meer duidelijk, dat de conservatieve partij de ergste vijandin der antirevolutionairen was. De conservatieve partij, zoo zei Groen, is een tweedrachtig gezelschap. Zij bestaat voor een deel uit tamme liberalen en voor een ander deel uit anti-revolutionairen, die zelf nog niet weten, dót ze ’t zijn”.
Juist die „tamheid” der conservatieven was het gevaar voor de antirevolutionairen. Groen poogde dan ook van nu af aan de antirevolutionairen uit de windselen van het conservatisme te redden. Hij zei: in ons isolement ligt onze kracht. En bij dat woord voegde hij de daad. Want toen de antirevolutionairen in de Tweede Kamer zich toch nog weer lieten verleiden om tegen de partij buiten de Kamer partij te kiezen, brak hij eenvoudig de samenwerking met de antirevolutionaire kamerleden af. Meer dan getalsterkte en invloed was hem het beginsel waard.
Hij isoleerde zich van hen, hij zonderde zich af en ging op zichzelf staan als een veldheer zonder leger. Hij zette het mes in de wonde om het kankerzweer geheel uit te snijden. Geweldig dunden de gelederen. Zijn getrouwen waren weinigen. Van Zuylen afvallig, Keuchenius naar Indië, Coorders gestorven, Saussaye en Beets uit het Christelijk Nationaal Schoolonderwijs uitgetreden, en vele antirevolutionairen in de conservatieve partij opgelost. Maar door zijn doortastendheid redde hij de zelfstandigheid der antirevolutionaire partij.
Voor de stembus van 1871 stelde hij slechts drie candidaten: Dr. A. Kuyper, Mr. Keuchenius en Van Otterloo. Door die daad kwamen de antirevolutionairen, hoe gedund de groep ook was, weer vrij en zelfstandig te staan in eigen land. Het beginsel was gered, de eer was behouden en het vaandel onbesmet bewaard.
En zóó heeft Groen van Prinsterer in 1872 de leiding der antirevolutionaire partij aan Dr. A. Kuyper overgedragen.