(van het Latijnsche werkwoord intueri = schouwen) is de psychische kracht, waardoor we zonder redeneering in het wezen van een ding inschouwende het Ieeren kennen. In oneindige mate is deze kennis der zelfschouwing of intuïtie bij God.
God doorziet het wezen der dingen zonder er over te redeneeren. Alle kennis Gods is onmiddellijk.
In zeer beperkte mate is bij den mensch het vermogen der intuïtie, waardoor we met ons intellect onmiddellijk, zonder den weg van het discursieve denken te bewandelen, het wezen van een ding grijpen. En die greep der intuïtie is vaak juist, hoewel niet altijd, daar de zonde ook de intuïtie, gelijk alle andere zielefuncties, heeft aangetast.
De kennis, die anderen langs den moeilijken en moeizamen weg van inductie, waarnemen, verzamelen, rubriceeren, vergelijken, statistieken maken, enz. verkrijgen, verkrijgt de man van sterke intuïtie soms in één oogénblik. Door onmiddellijke aanschouwing heeft hij inzicht in een zaak.
De intuïtie leert ons het wezen van een ding en de relaties waarin het tot andere dingen staat, kennen. We schouwen de doelmatigheid en zien „met het geestelijk oog” hoe het eene ding aan het andere dienstbaar te maken is.Bij vele menschen wordt in het dagelijksche leven het gebrek aan kennis door discursief denken rijkelijk vergoed door de intuïtie. Vele eenvoudigen, wien alle wetenschappelijke kennis ontbreekt, handelen in de practijk van het leven dikwijls wijs, omdat zij zich door intuïtie laten leiden. Ook op het terrein der wetenschap is de intuïtie van groote waarde. Wanneer een rijkdom van feitenmateriaal methodisch wordt behandeld en dialectisch bewerkt, kan de intuïtie te hulp komen om de beheerschende idee, de hoofdlijn, de synthese te vinden. Van een nauwe verbinding tusschen wetenschappelijke kennis en intuïtie zijn dikwijls groote uitvindingen het gevolg.
Ten opzichte van de intuïtie is er een groot verschil onder de menschen. Emotioneele naturen zijn intuïtief in den regel meer begaafd dan verstandsmenschen. De Oosterlingen leven veel meer bij intuïtie dan de Westerlingen. De vrouw gaat in doorsnee wat de sterkte van het intuïtieve leven betreft, boven den man uit.
Door enkelen wordt, hetzij in de theorie hetzij in de practijk, op de intuïtie zóó eenzijdig de nadruk gelegd, dat zij de eenige bron wordt, waaruit de echte kennis te putten is. DeFransche wijsgeer Bergson b.v. meent, dat wij door het begrippenvormend verstand nimmer de dingen kunnen leeren kennen. We zijn eerst in staat de volle werkelijkheid te benaderen door de intuïtie, die door hem wordt opgevat als een onmiddellijk schouwen van de hoogste werkelijkheid, als een intens medeleven met het wezen der dingen.
Practisch gaan de mystici een zeer eenzijdige richting uit, omdat ze de kennis Gods, die de Heere ons uit de bronnen van de natuur en de Schriftuur laat toevloeien, verwerpen, en ze in de intuïtie een orgaan meenen te bezitten, waardoor ze rechtstreeks het wezen Gods kunnen schouwen. Op dit standpunt is God te kennen niet uit hetgeen van buiten tot ons komt, maar door een inkeeren tot zichzelf; om God te zien moet men zijn oogen sluiten.
Van hoe groote waarde de intuïtie ook in het religieuze leven is, dergelijke theorieën der mystieken zijn in strijd met de Heilige Schrift, die ons voor de kennis Gods verwijst naar hetgeen God in Zijn Woord en door de natuur ons heeft geopenbaard.