bevat een regeling, waarbij subsidiën kunnen worden verleent aan werkloozenkassen, van daarvoor in aanmerking komende vereenigingen. De bij een werkloozenkas aangesloten arbeiders betalen zelf een premie, ten einde bij werkloosheid een uitkeering te verkrijgen.
Deze vorm van verzekering is uit de vakvereenigingen opgekomen. De groote werkloosheid, als blijvend verschijnsel, en de naar tijdsduur zeer beperkte uitkeering aan de betrokkenen, die bij langdurige werkloosheid toch naar Maatschappelijk Hulpbetoon worden verwezen, maken een wettelijke regeling der Werkloosheidsverzekering noodzakelijk.
In de troonrede van September 1928 is een wetsontwerp ter zake aangekondigd.