Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Het Boek Jozua

betekenis & definitie

Het boek Jozua draagt zijn naam naar Jozua, den zoon van Nun, den opvolger van Mozes, die er van het begin tot het einde de hoofdpersoon in is. Het beschrijft namelijk hoe onder Jozua’s leiding het land Kanaän is veroverd en onder de stammen van Israël verdeeld, om te eindigen met het afscheid en den dood van Jozua.

Dat het boek in zijn geheel, en in den vorm waarin wij het thans in den Bijbel bezitten, niet van Jozua zelf afkomstig kan zijn, gelijk de Joodsche Talmud beweert, is wel hieruit duidelijk dat er niet alleen zijn dood en begrafenis in beschreven wordt, maar ook gewag wordt gemaakt van de houding van Israël nog gedurende geruimen tijd na zijn dood (zie Joz. 24 : 29—33). Ook worden nog andere gebeurtenissen vermeld die eerst na Jozua’s dood hebben plaats gegrepen, als het mislukken van de pogingen van Juda om de Jebusieten geheel uit Jeruzalem te verdrijven (Joz. 15:63, vgl. Richt. 1 : 21; 19 : 10—12) en de verovering van Lesem of Lais door de Danieten (Joz. 19 : 47, vgl. Richt. 18).

Zeer dikwijls neemt men het boek Jozua eenvoudig als een onderdeel van één doorloopend verhaal dat bij de schepping aanvangt en met Jozua’s dood eindigt; men spreekt dan van de eerste zes Bijbelboeken tezamen als den Hexateuch, het zesdeelige boek. Dit hangt dan weer samen met de meening dat in deze eerste zes Bijbelboeken een viertal oorspronkelijk zelfstandige, door allerlei kenmerken zich van elkander onderscheidende geschriften dooreen zouden zijn gewerkt. Voor de bespreking en beoordeeling van deze meening zie men het artikel Pentateuch. Wij willen er hier alleen op wijzen dat in het boek Jozua naar het oordeel van de voorstanders dezer meening zelf de onderscheiding van deze verschillende geschriften veel moeilijker is door te voeren dan in de boeken Genesis tot en met Deuteronomium; dat er voorts een merkbaar onderscheid bestaat, ook in taalgebruik, tusschen deze boeken en het boek Jozua; en dat ook in de overlevering het boek Jozua steeds een zelfstandige plaats heeft ingenomen, zoodat de Samaritanen, die van het Oude Testament alleen de Mozaïsche wet erkennen, het boek Jozua niet mede hebben aanvaard, terwijl in den Joodschen Bijbel de boeken Genesis tot en met Deuteronomium steeds een afzonderlijke plaats innemen als „de wet” (de Thorah) en daarentegen het boek Jozua behoort tot het tweede deel: „de profeten”. Redenen waarom er geen grond is het boek Jozua voor een aansluitend onderdeel van een grooter geheel te houden, maar het te beschouwen is als een volkomen zelfstandig geschrift.

Wanneer we nu de vraag stellen of het boek ons ook eenige gegevens aan de hand doet omtrent den persoon door wien of den tijd waarin het is ontstaan, moet het antwoord luiden dat althans de naam van den schrijver ons volkomen onbekend is. Sommigen meenen wel dat hij in elk geval onder Jozua’s tijdgenooten moet worden gezocht, op grond van plaatsen als Joz. 5 : 1, 6, waarin de eerste persoon meervoud en Joz. 15 : 4, waarin de tweede persoon meervoud wordt gebruikt. Ongetwijfeld zou aan dit argument groote waarde moeten toegekend worden, indien het boek verder geen enkele aanwijzing voor een lateren tijd bevatte. Aangezien dit echter wel het geval is, kan uit de bedoelde plaatsen niet meer worden afgeleid dan dat de stukken waarin zij voorkomen van tijdgenooten afkomstig zijn, maar voor het geheel van het geschiedwerk kan daaruit niets worden afgeleid. Een ander argument ten gunste van de meening dat de auteur een tijdgenoot van Jozua moet zijn geweest, zoekt men in de mededeeling Joz. 6:25, dat de hoer Rachab in het midden van Israël heeft gewoond „tot op dezen dag”, waarin men wil lezen dat Rachab zelf nog in leven zou zijn geweest toen het boek ontstond. Dit laatste kan echter uit de uitdrukking niet worden afgeleid; de bedoeling kan zeer wel wezen, dat Rachab nog voortleefde in haar geslacht. En daar we gezien hebben dat er gegevens zijn die er voor pleiten dat de ontstaanstijd nog wel eenigszins later moet worden gesteld: het geheele geslacht van de oudsten die nog lang na Jozua leefden is reeds ten grave gedaald (Joz. 24 : 31), Juda heeft reeds met de Jebusieten om het bezit van Jeruzalem gestreden (Joz. 15 : 63), en Lais is reeds door de Danieten veroverd (Joz. 19 : 47), kan aan een tijdgenoot van Jozua niet worden gedacht.

We hebben echter ook aanwijzingen voor het stellen van een grens naar beneden. Volgens Joz. 16 : 10 is Gezer nog steeds een Kanaänietische stad, hetgeen in den tijd van Salomo, blijkens 1 Kon. 9 : 16 niet meer het geval was. En daar volgens Joz. 15 : 63 Jeruzalem nog niet geheel aan de macht der Jebusieten was ontrukt, hetgeen, gelijk bekend is, David kort na zijn erkenning door geheel Israël heeft gedaan (2 Sam. 5 : 6—9), kan het boek Jozua in geen geval later dan de allereerste regeeringsjaren van David te Hebron ontstaan zijn. Wij zullen dus de dateering wel hebben te stellen in de tweede helft van het tijdvak der Richteren. Meer nauwkeurig is ze echter niet aan te geven.

Dat de saamsteller gebruik heeft gemaakt van oudere documenten, berichten van tijdgenooten, bleek ons reeds (vgl. Joz. 5 : 1, 6 en 15 : 4). In het boek zelf wordt nog van een litterarische werkzaamheid van Jozua gewag gemaakt: in Joz. 18 : 4—8 is sprake van een beschrijving van het land die onder zijn leiding in gereedheid werd gebracht; in Joz. 24 : 26 wordt gehandeld van het verbond tusschen Jozua en het volk, waarbij zij zich verplichtten den Heere te dienen en waarvan door Jozua een schriftelijke acte werd opgemaakt. Men mag zonder vrees voor tegenspraak aannemen dat ook van deze schrifturen is gebruik gemaakt. Zeer waarschijnlijk zijn er nog wel meer zulke oude aanteekeningen waarvan de schrijver zich heeft bediend. Zoo verwijst hij zelf nog naar een oud geschrift, dat ons niet meer is bewaard gebleven, n.l. het „Boek des Oprechten” (Joz. 10 : 13). En in heel zijn arbeid is hij geleid geworden door den Heiligen Geest, zoodat hij in zijn boek een deel van het Woord Gods tot heil der menschheid op onfeilbare wijze heeft op schrift gebracht.

< >