Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Gothen

betekenis & definitie

Onder de Gothen, een Germaansche volksstam, die in de 2de eeuw zich neerzette aan de Zwarte Zee, werd het evangelie verkondigd in de 3de eeuw, door eenige Christenen, die zij op hunne strooptochten in Azië hadden gevangen genomen. Op het concilie te Nicea werden de Gothische Christenen reeds vertegenwoordigd door bisschop Theofilus.

Toch kon toen nog niet van een massale bekeering der Gothen worden gesproken. Deze begon eerst in het midden der 4de eeuw onder de West-Gothen aan de Donau, dank zij vooral den energieken arbeid van bisschop Ulfilas, die gedurende een menschen-leeftijd onder hen werkzaam was, een letterschrift voor hen uitvond en daarin de Heilige Schrift overzette.

Toen de West-Gothische Christenen, met hun vorst Fritigern vluchtten voor de aanstormende Hunnen, 375, kwamen zij op Romeinsch gebied. Keizer Valens stond hun toe, zich in Thraciëte vestigen op voorwaarde dat zij het arianisme zouden aannemen.

Van hen ging het arianisme ook over naar de Oost-Gothen, Vandalen, Bourgondiërs, Sueven en Longobarden, en werd zoo een tijdlang in Spanje, Italië, Gallië en Afrika overheerschend. De Oost-Gothen hadden zich bij den inval der Hunnen, 375, bij dezen aangesloten.

Na den dood van Attila, 453, kregen zij van de Oost-Romeinen toestemming, zich neder te zetten in Pannonië (Zuid-West Hongarije). Zij ontvingen het Christendom van de Vandalen en West-Gothen, en werden dus ook ariaansch.

Zij bleven dit tot aan den ondergang van hun rijk, 554, maar de West-Gothen zwoeren, met hun koning Reccared, op de Synode van Toledo, 589, het arianisme af.

< >