Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Gesarsage

betekenis & definitie

Op lagere stadia van cultuur is er van een historisch leven weinig sprake. In de plaats der geschiedenis treedt de sage en de mythologie, een verzinlijking der grootsche natuurkrachten.

En deze vorm van overlevering wordt dan met wonderbare getrouwheid bewaard. Dergelijke scheppingen der vroegere geslachten zijn voor de geschiedenis der cultuur van zeer groot belang, daar zij een inzicht kunnen geven in de volksziel, ook al kunnen zij uit den aard der zaak over het historisch werkelijke ons weinig licht geven.

De religieuse invloeden doen zich op de dichterlijke uitbeeldingen van dikwijls zeer oude mythen en heldensagen sterk gevoelen, zoodat oude kernen in een later opgekomen religieus voorstellingsapparaat worden gekleed. Dit verschijnsel is overal op te merken.

Ook in de Gesar- of Kesar-sage is dit het geval.Zij behoort thuis in Centraal Azië, bij Mongolen en Tibetanen en werd het groote nationale heldendicht der daar wonende Buddhisten. In zeven zangen worden de heldendaden van Gesar of Kesar bezongen, die, zoon van Indra, op Buddha’s bevel naar de aarde wordt gezonden om vrede en recht te brengen. Op bovennatuurlijke wijze geboren als zoon eener uit Tibet verdreven koningsdochter en den ouden vorst Sanglun, neemt hij een afschrikwekkende menschelijke gedaante aan, wordt door bijna allen gehaat en veracht, maar treedt toch als overwinnaar te voorschijn uit alle worstelingen en aanslagen van zijn oom Tschotong, de verpersoonlijking van het kwaad. Op 13-jarigen leeftijd verwerft hij zich door list de schoone Aralgo tot vrouw, als tweede gemalin in ridderlijken kamp de prinses Rogmo. Aan haar openbaart hij zijn bovennatuurlijk wezen. In de onderscheidene zangen worden dan beschreven zijn overwinning op den draak, zijn strijd om een derde vrouw, dochter van den Chineeschen keizer, aan wiens hof Gesar eenige jaren doorbrengt.

Op een magische wijze wordt hem dan meegedeeld, hoe een reus Aralgo ontvoert. Hij bestijgt dan zijn tooverros, bevrijdt zijn gemalin, uit wier hand hij dan den beker der vergetelheid ontvangt om hem daardoor aan haar te binden. In den vijfden zang wordt de Schiraigolsche strijd bezongen, waaraan misschien een werkelijke strijd ten grondslag ligt. De vorst van Schiraigol lokt den oorlog uit door een inval in Tibet om Rogmo te ontvoeren, als Gesar door den tooverdrank van Aralgo op een burcht wordt vastgehouden. De Tibetanen strijden met goeden uitslag, maar als de held Schikir is verslagen, geraken zij in verwarring. Tschotong geeft Rogmo prijs, neemt zelfs de koninklijke waardigheid aan en brengt Gesar’s ouders tot dienstbaarheid.

Doch na een negental jaren wordt Gesar weder zichzelf en trekt op. Hij ontsteekt in toorn, als hij de vernedering zijner moeder aanschouwt, die hem alles verhaalt wat geschied is. Zijn oom Tschotong neemt hij met list gevangen en daarna poogt hij Rogmo te redden uit de handen van den vorst van Schiraigol, aan wien de ontrouwe Rogmo intusschen haar liefde had gegeven. Maar als het vorstenhuis van Schiraigol is vernietigd, wordt Rogmo voor haar ontrouw gestraft, doch op de voorbede van den in den hemel gezetten Schikir begenadigd. Gesar keert dan met haar terug naar Tibet om er in de hemelsche heerlijkheid der góden rustig te leven.

Deze worsteling om Rogmo wordt dan in twee zangen beschreven, blijkbaar het werk van een lateren bewerker, waarin ook een hellevaart van Gesar voorkomt, terwijl zij eindigen met Rogmo’s heenzending.

De sage verschijnt in een Buddhistische inkleeding, hoewel blijkbaar zeer oude mythen en sagen er de kern van vormen. Het is echter nog niet uitgemaakt, waar deze Gesar-sage ontstaan is, noch ook of er bouwtoffen van elders in verwerkt zijn. Gewoonlijk wordt echter Tibet voor plaats van oorsprong gehouden. Een exemplaar werd door de gebroeders Schlagintweit, die met hun vijven zooveel gedaan hebben ook voor de ontdekking van Centraal-Azië, naar Europa gebracht. E. Schlagintweit schreef Buddhisme in Tibet.

London 1863. Zie verder over deze sage J. F. Schmidt, Die Taten Bogda Gesar-Chans, Petersburg 1839, terwijl de zendeling Franke een der vele in West-Tibet gangbare sagen van Gesar in de Mémoires de la Société finno-ougrienne, 1899 het licht deed zien. Over het ontstaan en de verbreiding van dergelijke mythen en sagen A. van Gennep, La formation des légendes, 1910.

< >