Deze stad wordt al zeer vroeg in de historie genoemd. Julius Caesar noemt haar een nederzetting van de Keltische Allobrogen.
Deze veldheer maakte van haar een Romeinsche kolonie. Daarna werd ze een belangrijke stad in het rijk der Bourgondiërs.
Sinds 1232 een Duitsche rijksstad. Sinds het einde der 14e eeuw zochten de graven van Savoye zich van Genève meester te maken.
De burgers van Genève verbonden zich met die van Freiburg en Bern. Toen in 1530 de graaf van Savoye Genève belegerde, kwamen de Berners te hulp en deze namen de beide oevers van het meer van Genève in bezit.
De Reformatie werd in Genève begonnen door Farel, Olivetanus en Viret. Deze kwamen ongeveer 1532 in Genève en in 1535 was de Reformatie al een voldongen feit.
In 1536 kwam Calvijn in die stad (zie art. Calvijn).
Deze maakte de stad tot een centrum van de Reformatie niet alleen voor Frankrijk, maar ook voor Nederland, Engeland en Schotland.
De universiteit te Genève werd de kweekplaats van Gereformeerde predikanten.
De stad werd ook in tijden van vervolging een toevlucht voor hen, die hun vaderland om des geloofs wil moesten verlaten. In de 16e eeuw kwamen ongeveer 1500 Fransche en 300 Italiaansche familiën, voornamelijk behoorende tot den adellijken stand en den stand der geleerden, naar Genève, en na de opheffing van het Edict van Nantes kwamen nieuwe vluchtelingen, voornamelijk horlogemakers en goud- en zilversmeden, naar Genève, die veel hebben bijgedragen tot den maatschappelijken welstand van de stad.
In de 18e eeuw ontstond er reactie tegen het Calvinisme in staat en kerk. Turrettini zocht een vereeniging van alle protestantsche kerken met opheffing van de verschillende geloofsbelijdenissen.
In 1725 werd de Catechismus van Calvijn vervangen door de minder positieve van Osterwald. In 1788 werd een nieuwe Catechismus ingevoerd, die zuiver rationalistisch was.
In de dagen van de Aufklärung oefenden Voltaire van Ferney uit invloed op de hoogere standen, Rousseau meer op de lagere klassen des volks. Er heerschte in Genève een steeds toenemend Indifferentisme.
In plaats van de theologie werden de natuurwetenschappen ijverig bestudeerd. In 1798 werd Genève bij de Fransche Republiek ingelijfd en het bleef ook onder Napoleon Fransch.
De goederen van de Gereformeerde kerk werden overgedragen aan de Société économique en er werd weder een publieke Roomsche eeredienst ingevoerd.
In 1814 werd Genève een kanton van Zwitserland. Èr kwam in de kerk weder wat opleving.
De eerste opwekking geschiedde in 1817 (Haldane, kerk van Bourg de Four, Malan e. a.); een tweede opwekking (Reveil) vond plaats, toen Gaussen buiten de kerk werd geplaatst. Daarna werd een Evangelisatievereeniging opgericht.
Ook werd een „Vrije Theologische School” opgericht (Gaussen, Merle d’ Aubigné, Hävernick e. a.). Oprichting van de kerk de V Oratoire (1834), die zich noemde afgescheiden niet van de nationale kerk, maar wel van hare kerkinrichting.
In den boezem der nationale kerk ontstond ook een Evangelische partij.De Revolutie van 1846 bracht een geheele verandering in staat en kerk door het algemeen stemrecht. De leiding der kerk werd aan een Consistorium opgedragen (25 leeken en 6 geestelijken). Het eerste consistorium verklaarde de Heilige Schrift als de hoogste autoriteit in geloofszaken en het stelde een orthodoxe liturgie in. Nu volgde een kleine opleving van het godsdienstige leven. In 1870 kwamen de Radicalen aan de regeering en vingen aan met den strijd tegen de Ultramontanen. Abt Mermillod arbeidde aan de wederoprichting van een bisdom in Genève.
Pius IX had hem toegestaan, dat Genève losgemaakt werd van het bisdom Lausanne-Freiburg. Daarop volgde de benoeming van Mermillod tot apostolisch generaal-vicarius in Genève en bisschop van Hebron in partes infidelium. De Zwitsersche regeering wilde dit niet toestaan en wees Mermillod het land uit. Onder Hyacinthe Loyson werd nu een Vrije liberaal-catholieke kerk gesticht. De groote raad (N.B. voor ⅔ uit Protestanten bestaande) gaf aan deze kerk een inrichting, maar na twee jaren ging Loyson weg. Het was hem in Genève te liberaal. De Vrije liberaal-catholieke kerk is tegenwoordig een onbeduidende kerk zonder eenig godsdienstig of geestelijk leven.
Aan de Protestantsch nationale kerk gaf de groote raad in 1874 een nieuwe kerkelijke wet, die de verordeningen van 1843 ophief. Alles was even radicaal. De invloed van de kerk werd tegengegaan en de predikanten ontvingen vrijheid om te prediken, wat zij wilden. Nu schaarden zich orthodoxe geestelijken en leeken rondom de in 1871 gestichtz Union nationale evangélique. Er ontstond een voortdurende strijd tusschen de orthodoxe en liberale predikers. Vele leden sloten zich óf bij de Vrije kerk aan èf bij de Roomsch-Catholieke kerk.
Na 1846 sloten zich de verschillende groepen uit de eerste en tweede opwekking (Reveil) aaneen en vormden een Vrije Evangelische kerk. Deze heeft een orthodoxe geloofsbelijdenis en heeft een presbyteriale kerkinrichting. Het presbyterium bestaat uit 12 ouderlingen, onder wie ook de drie dienstdoende predikanten behooren. Tengevolge van een verandering in de leer der kerk (1883), waardoor een vrijere opvatting van de inspiratie der Heilige Schrift gehuldigd werd, scheidden velen zich van de Vrije kerk af en scheidde zich de kerk de la Pelisserie, die vast houdt aan de letterlijke inspiratie, de vroegere kerk Bourg de Four, af van de kerk de l’Oratoire.
Voorts zijn in Genève nog twee DuitschGereformeerde kerken, van welke een aan de Nationale kerk behoort en de andere aan de Vrije Evangelische kerk. Daarenboven telt Genève vele afwijkende groepen zooals de Darbysten (Darby heeft zelf enkele jaren in Genève en Lausanne gearbeid), Irvingianen, Albrechtsbroeders enz. Het Leger des Heils werkt er met grooten ijver.
De nationale faculteit, die tegenwoordig een onderdeel is van de 1873 opgerichte universiteit, eischt voor toelating het baccalaureat. Wanneer men geen Grieksch kent, wordt men toch toegelaten, maar onder voorwaarde, dat men het zal gaan leeren. De Vrije Theologische school verlangt van haar studenten geen klassieke vorming, maar „bekeering”. Zij stelt zich voornamelijk ten doel Evangelische en reizende predikers te kweeken.