De diakenen van de Nederduitsch Gereformeerde kerk van Rotterdam besloten kort na de Doleantie een gesticht op te richten voor chronische lijders en lijderessen. Een villa aan den Bergweg te Rotterdam werd aangekocht en voor dat doel gereed gemaakt.
De eerste directrice was Mej. Scheuren In 1898 werd het betrekkelijk kleine gebouw door bijbouw zeer vergroot.
Het verband met diakenen werd verbroken.. Een zelfstandig bestuur zou voortaan de zaken van de stichting regelen, maar de band met de kerk bleef in zoover gehandhaafd, dat voor de keuze der bestuurders altoos de goedkeuring van den kerkeraad noodig was.
Na den dood van Mej. Scheurer, aan wie de stichting veel te danken had, trad als directrice op Mej. v.
Hoytema, die haar beste krachten aan den arbeid in Eudokia wijdde. Nog eenmaal werd het gebouw door groote nevengebouwen vergroot.
Het oorspronkelijke doel „behandeling van chronische patiënten” werd gewijzigd. Men begon ook acute patiënten op te nemen.
Nadat Mej. v.
Hoytema als directrice haar eervol en welverdiend ontslag verkreeg (dat zij zelve aangevraagd had) werd Dr.
R. J.
Wolvius directeur-geneesheer en Mej. L.
Y. Langhout directrice.
Honderden patiënten van allerhande gezindten zijn er in Eudokia verpleegd. De geest is beslist Christelijk, ofschoon na de bepaling, dat ieder geneesheer zijn eigen zieken, die op zijn advies ingebracht zijn, mag behandelen, de doorwerking der Christelijke beginselen wel wat moeilijker wordt.
Binnenkort zal de stichting door belangrijken uitbouw nog weder vergroot worden. Een paar honderd patiënten kunnen worden verpleegd.