„De horlogemaker van Soerabaya”, geboren 1774 in Waldeck. Hij was oorspronkelijk molenaarsknecht.
Op zijn reizen kwam hij in Holland. Daar werd hij getroffen door wat hij van het wonderland Indië hoorde.
Hij liet zich als matroos aanwerven en vertrok naar Batavia. Hier werd hij genoodzaakt dienst te doen op een Hollandsch oorlogschip.
Zes jaar bleef hij op dat schip. In 1811 werd hij om gezondheidsredenen ontslagen.
Wat hij uit zijn ouderlijk huis nog van het Christelijk geloof wist, was, ondanks het zeer ruwe leven op het schip, niet geheel verloren gegaan. Hij zette zich nu in Soerabaya neder en leerde van een landsman, Lambregt uit Westfalen, het horlogemakersvak.
De beide Duitschers werkten samen. Zij konden het goed met elkander vinden en zij huwden twee Javaansche meisjes.
In 1814 kwam Emde in aanraking met den zendeling Kam, die wegens gebrek aan scheepsgelegenheid niet naar Ambon kon reizen, het doel van zijn zending.
Door de prediking van Kam kwamen de beide Duitschers tot de rechte kennis van het Evangelie.
Toen Kam verder reisde, nam Emde de leiding op zich van een kleinen kring heilbegeerigen, die regelmatig bijeen kwamen tot gebed en Schriftonderzoek. Aan vijandschap van de zijde der wereld ontbrak het niet.
De Hollandsche moderne dominee, die Emde zeer vijandig was, klaagde hem aan vanwege zijn z. g. n. drijven. Daardoor kwam Emde in de gevangenis, maar men liet hem weldra vrij, omdat hij ook in de gevangenis niet ophield met prediken.
Daarna werd de vijandschap minder. Emde zette zijn arbeid voort.
Zijn huis was de herberg voor alle doortrekkende Duitsche en Hollandsche zendelingen. Hij stond aan het hoofd van een kleine zendingvereeniging, die aan de missionarissen op hun respectieve standplaatsen allerlei gaven deed toekomen.
Omdat Emde zag, dat het volk de Maleische Bijbelvertaling niet verstond, zorgde de vereeniging voor een Bijbelvertaling van het Nieuwe Testament in het volks-Maleisch; 16.000 bracht men voor dat doel bijeen. De Bijbelvertaling werd gedrukt.Het Javaansch verstond Emde niet. Desalniettemin begon hij ijverig onder de Javanen te arbeiden met behulp van tolken. Ook verspreidde hij onder hen tractaten. Langen tijd scheen deze arbeid vruchteloos; maar in 1840 kwam door het lezen van een tractaat een Javaansch priester tot het geloof in Jezus Christus. In 1843 werden 35 Javanen gedoopt. Dat was het begin van den arbeid van het Nederlandsch Zendinggenootschap op Oost-Java.
Emde heeft ongetwijfeld sommige dingen verkeerd bezien (o.a. dat hij de Javanen verbood hun eigen kleeding te dragen), hij had ook enkele wonderlijke ideeën, maar desalniettemin is hij een man geweest, die met ijver heeft gearbeid en voor vele Heidenen een middel tot geloof en bekeering is geworden. Hij stierf in 1859.