Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Ecstase

betekenis & definitie

beteekent een buiten zichzelf geraken („ek-stasis”: staan buiten zich). In het Nieuwe Testament komt het voor 1°. in oneigenlijken zin als verbazing of ontzetting; zie Marcus 5 : 42 : „en zij ontzetten zich met groote ontzetting”.

Ook in Marcus 16 : 8, Lucas 5 : 26 en Handel. 3 : 10 heeft de Statenvertaling „ontzetting”. Het beteekent dus niet het ten volle buiten gebruik geraken van het bewustzijn, maar het niet ten volle kunnen verwerken der indrukken en het niet geheel begrijpen van wat men ziet of hoort. 2°.

Als „vertrekking van zinnen”, zie Handel. 10 : 10, 11 : 5, 22:17; d. w. z. zulk een toestand, waarbij het eigen bewustzijn tijdelijk op non-activiteit komt te staan en men dientengevolge geschikt wordt om openbaringen uit een hoogere wereld te ontvangen. In Gen. 2 : 21 gebruikt de Septuagint hetzelfde woord voor den „diepen slaap”, dien God bij de formeering der Manninne op Adam liet vallen, en in Gen. 15 : 12 voor den „diepen slaap”, waarin aan Abraham een Goddelijke openbaring werd geschonken.

Ter toelichting kan ook 2 Cor. 5 : 13 dienen, waar Paulus het „uitzinnig zijn” zet tegenover het „gematigd van zinnen zijn”, en 2 Cor. 12 : 2, waar hij aan God overlaat te weten „of het geschied zij in het lichaam of buiten het lichaam”.In het verhaal van Paulus’ bekeering in Hand. 22 vindt men naast elkander de verschijning, die hem zeker groote ontzetting bracht doch het bewustzijn niet benam, en (in vers 17) de „vertrekking van zinnen”, waarbij dit laatste wèl geschiedde.

In de latere mystiek vindt men dikwerf sprake van zulke toestanden. Groote behoedzaamheid voegt hier echter, omdat het verlaten van het lichaam door de ziel zoo gemakkelijk ertoe kan leiden, dat men niet met haar tot God ingaat, doch onder den invloed des Boozen komt. Wij kunnen de controle van het bewustzijn niet missen tenzij dat God ons in Zijn hoede neemt in de „vertrekking van zinnen”, waarvan de Bijbel verhaalt, doch die behoort tot de periode der Goddelijke openbaring, welke in de Heilige Schrift haar afsluiting vond.

< >