van een Bijbelboek is een uitdrukking, waarmee men veelal te kennen geeft, dat een boek is van den schrijver, op wiens naam het staat of dat een boek tot den canon, tot de Heilige Schrift behoort. De uitdrukking leidt echter tot verwarring.
Beter is het te spreken van canoniciteit en daaronder te verstaan, dat een geschrift canoniek is, dat is gezaghebbend, omdat het geïnspireerd is door den Heiligen Geest, van God is en dus is en behoort tot de Heilige Schrift en van authenticiteit, d. w. z., dat een boek inderdaad is geschreven door hem, op wiens naam het staat. De canoniciteit hangt niet aan de authenticiteit, rust op de inspiratie.
Slechts als in het boek zelf de naam van den schrijver wordt genoemd, zou de canoniciteit vallen, indien de authenticiteit niet werd gehandhaafd.Een deel van een boek, een plaats noemt men echt, als ze in alle handschriften en andere tekstgetuigen voorkomt of althans in zooveel of in zoo gewichtige getuigen, dat het vaststaat, dat de bedoelde plaats van het begin af deel uitmaakt van het geschrift, of reeds tot het geschrift behoorde, toen het zijn vasten vorm verkregen had. Een interpolatie, d. w. z. een latere inlassching in een geschrift noemt men onecht. Tegen dit gebruik van echt en onecht bestaat geen bezwaar.