Door Schleiermacher is de theorie voorgedragen, dat niet, gelijk de Roomsche zoowel als de oud-Protestantsche theologie leert, de Heilige Schrift is geïnspireerd, ingegeven door den Geest Gods, doch dat de Bijbelschrijvers geïnspireerd zijn. Deze Bijbelschrijvers waren heilige mannen, wedergeborenen en vernieuwden, in wie een heilige kracht (dynamis) geregeld werkte, zoodat alles wat ze spraken en schreven een heilig karakter droeg.
Detheopneustie wordt niet opgevat als een door God ingegeven zijn, maar als een God uitademen, een den Geest Gods openbaren. De Schrift is niet de Goddelijke openbaring, maar de oorkonde daarvan, niet het Woord Gods, maar de menschelijke weergave van het Woord en als zoodanig niet zonder gebreken.Deze theorie der inspiratie wordt in binnenen buitenland door zeer velen gehuldigd. In ons vaderland wordt ze door ethische theologen aangehangen en is door hen in verschillende vormen verdedigd. Ze laat ruimte voor de Schriftcritiek in den zin, waarin dit woord doorgaans onder ons wordt gebruikt, juist omdat ze begint met de inspiratie op te vatten als een eigenschap der schrijvers, die niet altijd even krachtig werkt en de gelegenheid tot het maken van fouten en vergissingen openlaat.
De bezwaren tegen deze inspiratie-theorie zijn in hoofdzaak de volgende:
1. Ze laat geen recht wedervaren aan het getuigenis, dat de Schrift geeft omtrent zichzelf. Het Nieuwe Testament handhaaft herhaaldelijk en op allerlei manieren het Goddelijk gezag van het Oude, Jezus en de apostelen hebben het Oude Testament in den meest volstrekten zin aanvaard als Woord Gods en duidelijk staat er geschreven, dat daarin de Heilige Geest spreekt (Hebr. 3:7).
2. Bij de dynamische inspiratie verliezen de Bijbelschrijvers hun bijzondere plaats, ze zijn als alle kinderen Gods, heiligen, verlichten, wedergeborenen, er is geen verschil meer tusschen inspiratie (ingeving) en illuminatie (verlichting), de Schrift verliest haar eigen karakter.
3. De dynamische inspiratie maakt de gemeente afhankelijk van de wetenschap, die beslissen moet, wat in de Schrift al dan niet Woord Gods is.
4. De bezwaren, die de dynamische inspiratie wil ondervangen, worden door een organische inspiratie volkomen weggenomen. Ook daarbij blijft aan de Bijbelschrijvers hun individualiteit en persoonlijkheid, de onderlinge verschillen worden niet weggecijferd, de Bijbelschrijvers worden niet tot machines gemaakt. Alles, wat de Bijbelschrijvers hebben, wordt gezien als toebereiding van den Heere gewerkt en daarna gebruikt door den Heiligen Geest, als Hij deze mannen onfeilbaar het Woord Gods doet opteekenen.