Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Doxologie

betekenis & definitie

Lofverheffing Gods

I. In gebeden zooals die in de Heilige Schrift voorkomen, vindt men aan het einde een doxologie of lofverheffing (Rom. 16:27; Ef. 3 : 21; 1 Tim. 1 :17). Voornamelijk moet hier gewezen worden op de doxologie van het „Onze Vader” (Matth. 6:13). In het Evangelie van Lucas (11 : 2e.v.) komt deze echter niet voor. De Grieksche kerk heeft de doxologie bij het „Onze Vader” altoos behouden. De Roomsch-Catholieke kerk heeft deze doxologie niet. De kerken der Reformatie hebben zich bij den Griekschen ritus aangesloten.

II. In de kerkelijke liturgie bezigt men twee doxologieën

a. De groote, ook wel genoemd het gloria. Oorspronkelijk bestond deze doxologie alleen uit de woorden van Luc. 2:14. Later werd zij door Hilarius en Poitiers (✝ 368) uitgebreid, en in de 5e eeuw was zij reeds in zwang, gelijk ze heden nog bestaat. Deze groote doxologie wordt in de Roomsch-Catholieke kerk uitgenomen den adventstijd en den tijd van het vasten gezongen, op alle feestdagen aangeheven,
b. De kleine bevatte oorspronkelijk alleen de woorden: „Gloria Patri et Filio et Spiritu Sancto in saecula saeculorum. Amen.” Later werd daar tegenover het Arianisme bijgevoegd: „zooals het was in den beginne en nu en eeuwig zijn zal”. Deze kleine doxologie sloot zich in de oude kerk aan het psalmgezang aan en wordt thans nog gebruikt in de Episcopale kerk in Engeland.

< >