Onder decretalen verstaan wij de pauselijke edicten (brieven, bevelschriften) waardoor deze hun heerschappij over de kerk uitoefenden. Aanvankelijk waren dat losse brieven, maar al spoedig zijn de decretalen van verschillende pausen in een bundel of boek verzameld.
Zoo ontstond er in de 9e eeuw een verzameling, welke onder den naam van Isidorus van Sevilla, als de Pseudo-Isidorische decretalen bekend zijn ; een verzameling van edicten (brieven) van vroegere pausen, met de bedoeling om de pauselijke macht eenerzijds tegen het keizerlijk oppergezag en anderzijds tegen de zelfstandige macht der metropolieten (bisschoppen der sedes apostolicae of kerken, welke door de apostelen zelf gesticht zijn) en der Provinciaal-synoden te beschermen, en tot het toppunt van absolute autocratie in de kerk te verheffen. Het schijnt echter met de verzameling van deze decretalen niet in orde te zijn, want sinds de 14e eeuw kwam er een groot bedrog aan het licht, n.l. dat er onder de echte wel omtrent 100 onechte decretalen ondergeschoven waren. Eerst trachtte men dat van Roomsche zijde te ontkennen, maar toen het niet meer te ontkennen viel, bepaalde men zich er toe om het onschuldige en onschadelijke er van aan te toonen. Inderdaad bevatten deze decretalen dan ook wat toen onder de Roomschen algemeen geloofd werd, n.l. dat de kerkelijke oppermacht der pausen een Goddelijk recht was. Wie de vervaardiger van deze decretalen is, is voor zoover wij weten, niet aan het licht gekomen.
Later zijn er nog een drietal verzamelingen van pauselijke decretalen bijeengebracht:
1. Decretalium Gregorii IX compilatio, d.i. een verzameling van decretalen van Gregorius IX, door Raymund de Pennaforte in 1234, bestaande uit 5 boeken.
2. Sextus Decretalium Liber, d. i. zesde boek van decretalen, uit een reeks van decretalen op bevel van Bonifacius VIII samengevat en in 1298 verschenen.
3. Clementinae, door Clemens V uit zijn eigen, meerendeels op de Synode te Vienne gegeven Constitutiones, bijeenverzameld.
Deze drie verzamelingen zijn naast het decretum Gratiani in het Corpus juris canonici d. i. in het groote werk der Roomsche kerkelijke wetgeving, dat in 1483 afgesloten werd, opgenomen.