Deze behoorde tot de priesterlijke kleeding, die in het Westen er aldus uitzag. De priester droeg een tot de voeten reikend wit kleed met een gordel, alba geheeten.
Over deze alba werd de casula, een gekleurd overhemd zonder armen, gedragen. Daarna kwam de stola, een kostbaar weefsel, dat de priester over beide schouders droeg.
Over al deze kleederen droeg de bisschop de dalmatica, een kostbaar armkleed.