(In het Oude Testament Kittim). Cyprus (1 Macc. 15 : 23), thans: Kibris, een bergachtig eiland, behoorende tot Aziatisch Turkije, vroeger aan Venus toegewijd, in de Middellandsche zee, 10 mijlen ten Westen van de Syrische en 12 mijlen ten Zuiden der KleinAziatische kusten.
Onder de veelvuldige voortbrengselen behooren wijn, olie, koren, fruit, honig, verschillende metalen, ook koper, aes cyprium genoemd, vele edelgesteenten enz. Door zijn bijzonder gunstige ligging voor den handel worden er aan de kunsten vele groote zeesteden gevonden, als Lapethus, Salamis, Citium, Amathus, Pafos.
Het aantal inwoners was vroeger meer dan een millioen, later slechts 70.000. De oorspronkelijke bevolking stamde af van Kittim of Chittim; later vestigden zich hier ook Grieken.
De bewoners werden van verwijfdheid, weelde en wellust beschuldigd. Ten jare 57 v.
Chr. werd dit eiland een Romeinsche provincie. Het was het vaderland van den leviet Joses (Hand. 4:36) en van den ouden discipel Mnason (Hand. 21:16).
Het Christendom werd hier door leden van de Christelijke gemeente van Jeruzalem, die bij de eerste vervolging vluchtten, verkondigd (Hand. 11 : 19); Paulus vond hier het eerste arbeidsveld voor zijn zendingswerkzaamheid (Hand. 13 : 4), hetwelk hij echter later niet meer bezocht. Hij voer het eiland voorbij, toen hij gevangen naar Rome werd gebracht (Hand. 27:4).Gedurende de kruistochten was Cyprus een Christelijk koninkrijk. In 1571 viel het in de handen der Turken. Sinds Engeland het eiland onder zijn zorg heeft is het langzaam vooruitgegaan. In 1901 had het al weder 237.000 inwoners.