Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Credentiebrieven

betekenis & definitie

zijn schriftelijke bewijzen van wettige afvaardiging, welke door een kerkelijke vergadering aan haar afgevaardigden naar een classe of synode worden medegegeven, om op vertoon daarvan zitting te erlangen. Het zijn dus eigenlijk geloofs- en vertrouwensbrieven, om te voorkomen, dat personen, welke niet tot de vergadering behooren, zitting zouden verkrijgen.

Een mondelinge verklaring der afgevaardigden was niet altijd voldoende. In de 16e eeuw gebeurde het wel, dat zich iemand als afgevaardigde aandiende, die het niet was.

En bovendien is een mondeling getuigenis een verklaring aangaande zich zelf. Samenkomsten van ambtsdragers, die niet door hun kerkeraden zijn afgevaardigd, dragen het karakter van conferenties, zooals de predikanten-, de ouderlingen- en de diaconale conferenties, d. w. z. het zijn slechts samenkomsten van personen en niet van kerken.Deze credentiebrieven moeten afgegeven worden door de kerken en niet door de overheid. In de 16e eeuw is er wel eens strijd over geweest met de Remonstranten. Deze beweerden, dat aan de overheid het recht toekwam kerkelijke lasthebbers naar de dassen en synoden te zenden. Heerschappij dus van den staat over de kerk. Maar reeds de particuliere synode van Dordrecht (1574) had uitgesproken „dat de kerckendienaers gethuijghenisse brenghen van den consistorie ende classe ende niet van der overicheijt.” En Voetius antwoordde dan ook op de vraag, aan wie het recht van afvaardiging toekomt: „Niet aan de overheid, omdat dit in strijd is met het recht en de vrijheid der kerken; maar aan de kerken, en wel door haar kerkeraden naar de dassen; door haar dassen naar de particuliere synoden; en door haar particuliere synoden naar haar generale synoden.” Zelfs werden de credentiebrieven, niet alleen die van de kerkeraden naar de dassen, maar ook wel die van de dassen naar de particuliere synoden enz. soms door de betrokken kerkeraden geteekend, om daardoor uit te drukken, dat de kerkelijke vergaderingen geen hoogere besturen, maar samenkomsten van kerken waren. Zoo waren er b.v. op de synode van ’s-Gravenhage (1586) twee soorten van lastbrieven; vier, die door de kerkeraden; en zes, die door de particuliere synoden geteekend waren. In de tegenwoordige kerken heerscht de gewoonte, dat de kerkeraden alleen de lastbrieven naar de dassen; de dassen die naar de particuliere synoden; en de particuliere synoden die naar de generale synoden afgeven en teekenen.

De vorm en inhoud der lastbrieven bestaat uit vier onderdeden:

1°. De mededeeling van de afvaardiging en de namen der afgevaardigden met vermelding van hun ambt, dat zij bedienen. Niet, dat de bevoegdheid der afgevaardigden in het ambt zou kleven, want die kleeft alleen in de afvaardiging, maar omdat de kerken in de artt. 41, 47 en 50 der Kerkenordening uit practische overwegingen hebben bepaald, dat er predikanten en ouderlingen voor moeten aangewezen worden.
2°. De lastgeving d. i. de verklaring dat zij last en macht hebben om met de vergadering op grond van Gods Woord, de aangenomen Formulieren van Eenigheid, de Kerkenordening en verdere Synodale bepalingen alles te besluiten en uit te voeren wat tot het werk dier vergaderingen behoort.
3°. De stipulatie, dat hetgeen door de meeste stemmen goedgevonden is, voor vast en bondig gehouden zal worden, tenzij dat het bewezen werd te strijden tegen het Woord Gods of tegen de Artikelen in deze generale synode besloten, volgens art. 31 der Kerkenordening. Vroeger werd op de credentiebrieven, welke de beperking inhielden, dat de lastgevers zich alleen verbonden om de besluiten, welke door haar afgevaardigden mede goedgekeurd waren, uit te voeren, of welke de belofte van onderwerping in het geheel niet bevatten, vaak aanmerking gemaakt. En
4°. de heilbede om na wederzijdsche toe- en voorlichting met elkander te beraadslagen tot stichting der kerken en tot eere van Gods Naam, met de onderteekening namens de lastgevers.

< >