I. Theodori à Brakel (of Dirk Gerryts), geboren te Enkhuizen in 1608, werd den 13den Maart 1638 beroepen te Beers en Jellum.
Volgens sommigen heeft hij niet, volgens anderen wèl een academische opleiding genoten. In 1652 werd hij predikant te Den Burg op Texel, in 1653 aanvaardde hij den dienst des Woords te Makkum, waar hij den 14den Februari 1669 stierf.
Hij wordt geroemd als een vroom man, een gemoedelijk prediker, die zich geheel wijdde aan de belangen zijner gemeenten. Verschillende geschriften zagen van zijn hand het licht, zooals : Het geestelijk leven ende de staat eens geloovigen mensches hier op aarde en De trappen des geestelijken levens, welke behoorden tot de meest geliefkoosde geestelijke literatuur onzer vaderen.
Door al zijn werkjes loopt een mystieke, gemoedelijke ader en ze getuigen van een man, die zijn God liefheeft. Vandaar de talrijke herdrukken.
Op zijn zoon heeft de godzalige prediker en vader een onuitwischbaren stempel gedrukt.II. Wilhelmus à Brakel werd den 2den Januari 1635 te Leeuwarden geboren. Reeds als kind leefde hij onder een teederen indruk van God en was hij vol liefde tot den Heere Jezus. Hij doorliep te Leeuwarden de Latijnsche school en werd 6 Januari 1654 aan de Franeker Academie als literarisch student ingeschreven. Op jeugdigen leeftijd en als predikant te Leeuwarden was hij „het nieuwe licht” (’t Coccejanisme) niet ongenegen. Waarschijnlijk bezocht hij ook nog een tijdlang Utrechts Hoogeschool om Voetius te hooren.
In 1659 werd hij proponent met een generale zending. Den 27sten Juni 1662 werd hij te Exmorra beroepen. Den 29sten Maart 1664 huwde hij met Sara Nevius, een vriendin van de bekende Anna Maria van Schuurman.
Zij overleed den 24sten Januari 1706 in den ouderdom van 76 jaar. Den 11den November 1665 werd à Brakel te Stavoren beroepen. Ook hier arbeidde hij met zegen. Den 3den October 1670 volgde het beroep naar Harlingen. Hier werkte hij inzonderheid met rijke vrucht. Den 17den November 1673 deed hij zijn intrede te Leeuwarden.
Hier hield hij de in dien tijd opgekomen conventikelen (gezelschappen), waarover in den kerkeraad een twist ontstond. De strijd met een collega, Ds. David Flud van Giffen, predikant te De Knijpe, liep zonder veel beroering af (1680). In 1682 werd hij wegens de verklaring, dat geen politieke Overheid macht had om een predikant af te zetten, voor vier weken van zijn dienst gesuspendeerd, waarop à Brakel met een tweetal remonstrantiën antwoordde en niettemin den kansel beklom. Het bleek, dat de Overheid het recht der kerk in discipline en censuur niet wilde verkorten, maar slechts bezwaar had tegen de manier van zeggen. Zoo verviel de reden van suspensie en weldra kwam de zoen tot stand, waarbij de zaak geheel in zijn voordeel werd beslist. In September 1683 volgde nu het beroep naar Rotterdam.
Aanvankelijk had à Brakel bedankt, maar voor een herhaalde roeping bezweek hij tot groote teleurstelling en verontwaardiging van kerkeraad en gemeente te Leeuwarden. In Rotterdam werd hij op 21 November bevestigd. Met hem kwam er hier een geestelijk opgewekte tijd. Acht en twintig jaren heeft hij hier onvermoeid en met zegen het Evangelie verkondigd. Zijn collega’s waren hier o. a. de populaire Wilhelmus Eversdijk, deVoetiaansche Abraham Hellenbroek, de bekende Petrus Dinant, de vermaarde Jacobus Fruytier en Franciscus Ridderus. Ook in Rotterdam oefende à Brakel een gezegenden invloed op heel zijn omgeving uit.
In zijn prediking was hij eenvoudig. Zielen den weg des heils te wijzen was zijn eerste streven. Zeer streng was hij in de zondagsviering. Door zijn invloed werd de proefpredikatie vóór het avondmaal verzet van de vroegbeurt op een zondagavondbeurt. De toevloed avondmaalgangers was onder hem groot. De catechisatie voor „competenten” bloeide.
Ook voerde hij een catechisatie in, waarin de vromen hun zielstoestanden met elkaar bespraken tot opscherping der Godzaligheid. Belangrijk is Brakels strijd met de Rotterdamsche vroedschap (1688). Toen deze een beroep van de gemeente improbeerde, preekte hij over Psalm II vers 6 en bestrafte hij de Overheid. Hem werd nu de kansel verboden en zijn stadstractement ingehouden. Hij eindigde echter met zich te onderwerpen. Brakel stierf zooals hij geleefd had, op 30 October 1711 des morgens te 11 uur.
Zijn beroemdste werk is zijn Redelijke Godsdienst, in 1700 uitgegeven en in tal van drukken verspreid. Op den grondslag van Gods Woord is dit geschrift de meest populaire dogmatiek geworden van de Gereformeerden in Nederland. Brakel bezat een scherp verstand, een helder oordeel en een vlug begrip. In de talen en in de Godzaligheid was hij ongemeen bedreven. Hij was een man des gebeds. In de praktijk der Godzaligheid was hij „weergadeloos”.
Zijn sterfbed bewees zijn vroomheid. Zeer bekend is hij door zijn strijd tegen de Labadisten. Hij was Voetiaan; ook gematigd chiliast. Zijn werk, hoe uitnemend ook als populair handboek, is echter niet het godgeleerde werk bij uitnemendheid, ’t Geheim van à Brakels invloed ligt in zijn practischen zin. Geliefd was hij als prediker. Hij was een anatomist eerst van den tekst, daarna van het hart. Steeds hield hij zich aan den stelregel, dat men „geleertheyt gebruikende de geleertheyt verberge op den Preekstoel”.