Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Boetepsalmen

betekenis & definitie

Reeds in de oude Christelijke kerk, in ieder geval vóór de 7de eeuw, werd een zevental psalmen als boetepsalmen aangeduid, die dan ook als zoodanig èn in de liturgie èn in den privaatgodsdienst een plaats innemen. Ze zijn psalm 6, 32, 38, 51, 102, 130 en 143 of naar de telling der Vulgata psalm 6, 31, 37, 50, 101, 129 en 142.

Ofschoon niet bij alle in dezelfde mate, staat hier toch de belijdenis van zonde en schuld, het zich vastklemmen aan des Heeren vergevende genade en het sterke verlangen naar verzoening en gemeenschap in het middelpunt van de zielstemming der dichters. De zondenood en het bewustzijn der vervreemding van God treden sterk op den voorgrond, soms als in psalm 38 tegen den achtergrond van zuiver lichamelijk lijden.Ook Babel kent zijn boeteliederen, die vaak aangrijpend zijn van toon. Ook hier een klagen over persoonlijk leed, waarin de toorn der goden wordt gevoeld. Ook hier kruisen zonde, toorn en lijden elkander voortdurend. Maar van een zich vastklemmen aan der goden vergevende genade kan hier geen sprake zijn: de goden zijn blinde natuurkrachten, geen zedelijke wezens en dus ook aan geen zedewet gebonden. Niet op hun genade maar op hun blinde wilsbepaling wordt een beroep gedaan; vgl. A. Noordtzij, Gods Woord en der eeuwen getuigenis, bl. 158 v.v.

< >