Ook wel „oorbiecht” genoemd, omdat zij in het geheim aan het oor van den priester geschiedt. De biecht is bij de Roomsche kerk een van de zeven sacramenten, waardoor de geloovige voor de na den doop begane zonden regelmatig vergeving ontvangt vanwege de kerk van Christus door den priester.
Een Schriftuurlijke grondslag ontbreekt, want Jac. 5 : 16 heeft alleen betrekking op het elkander belijden der misdaden en spreekt noch van een priester noch van een absolutie. Slechts uit de gedachte der sleutelmacht, aan de kerk toebetrouwd, weet Rome de biecht te argumenteeren.Zij bestaat uit
1° voorafgaand zelfonderzoek en berouw;
2° belijdenis voor den priester;
3° vrijspraak door dezen, als een rechterlijke daad;
4° gemeenlijk, als voorwaarde, daaraan verbonden, het verplicht doen van een aantal goede werken, waardoor de tijdelijke straf der beleden zonden wordt weggenomen en tot het nieuwe leven kracht wordt verleend. Hoofdzakelijk moeten de z.g.n. doodzonden beleden worden, doch ook alle eenigszins belangrijk kwaad moet worden erkend en aan het oordeel van den priester worden onderworpen.
In elk geval behoort eenmaal per jaar gebiecht te worden, doch het is raadzaam, dit veel vaker ja zoo dikwijls mogelijk te doen.
Waar de Schrift niets leert van zulk een belijdenis voor den priester en zich kant tegen de gedachte, dat deze de zonde zou kunnen vergeven en dat de mensch iets kan of moet doen om zijn schuld te verzoenen, is het begrijpelijk, dat de Hervorming met de biecht geheel brak. Weliswaar heeft Luther haar aanvankelijk vanwege haar nut nog behouden, doch met een naar den eisch gewijzigd karakter; maar zij is later vervangen door een gemeenschappelijke schuldbelijdenis in de godsdienstoefeningen, zooals ook Calvijn die kende in zijn Confession des Péchés, en door het huisbezoek en den herderlijken arbeid. Daardoor en in de prediking worden de sleutelen van het koninkrijk der hemelen gehanteerd zonder dat men zich in de gevaren der biecht begeeft, als b.v. het heerschen over de gewetens, het casuïsme, het gerust stellen der zielen met een niet gerechtvaardigde absolutie, zoomede allerlei onzedelijkheid en onkieschheid, benevens afzetterij.