1685—1756; predikant te Vleuten en vervolgens te Monnikendam, kreeg daar moeite met de stedelijke regeering en werd deswege 1744 afgezet. De Synode van Noord-Holland trachtte vergeefs de afzetting herroepen te krijgen.
Een geschrift, waarin Keppel zich verdedigde, werd door de classis Edam bestreden. Keppel vestigde zich na zijn afzetting te Utrecht, waar hij mede werkte aan de Boekzaal der Geleerde Wereld en aan de Republiek der Geleerden.
Keppel is vooral bekend geworden, door dat hij het groote Bijbels en zakelijk Woordenboek is begonnen te schrijven. Na zijn dood werd het voortgezet door J.
G. Staringh, predikant te Gouderak.
Staringh was met het werk van Keppel niet zeer tevreden en vermeldt in het voorbericht van één der deelen (Letter Z, Xle deel, le en 2e stuk), dat hij van het eerste deel, hetwelk „’t meest van den Heer Keppel, en slegts eene Vertaaling is van een Hoogduitsch Lexicon” een veranderde uitgave zal geven, gelijk hij ook heeft gedaan. Men spreekt dan ook meest en terecht van Staringhs Woordenboek.