(de ijzeren man), een eerwaardig grijsaard uit Gilead, die David op zijn vlucht voor Absalom uit hartelijke aanhankelijkheid aan zijn persoon en uit medelijden met zijn volgelingen, rijke, zeer gepaste geschenken bracht (2 Sam. 17 : 27). Na Davids zegepraal deed Barsillaï den koning uitgeleide tot over den Jordaan.
Hij vierde juist zijn 80sten geboortedag en sloeg het aanbod van David, om zijn overige levensjaren rustig in ’s konings paleis door te brengen, in hoogst beleefden vorm af, wijl hij te oud was en geen andere begeerte meer had, dan in zijn vaderstad te sterven. Voor zijn zoon Chimham nam hij echter het aanbod dankbaar aan.
David nam van den edelen grijsaard hartelijk afscheid (2 Sam. 19 : 31—40); nog op zijn sterfbed dacht hij dankbaar aan de liefde, door Barsillaï hem bewezen (1 Kon. 2 : 7). Nakomelingen van hem worden in Ezra 2 : 61 en Neh. 7 : 63 vermeld.