Dit is het laatstontdekte, het kleinste en ook het minstbevolkte werelddeel. De bevolking gaat naar de 6 millioen.
Behalve het vaste land, Australië (d. w. z. het Zuidelijke land), met de nabijgelegen groote eilanden Tasmania en Nieuw-Zeeland, worden daartoe de eilandengroepen gerekend, die meestal door de Duitschers als „Ozeaniën”, en door de Engelschen als „Australasia” worden aangeduid. Deze eilanden liggen in den Stillen- of beter genoemden Grooten Oceaan, die '/3 van de aardoppervlakte beslaat. Zij zijn deels lage eilanden, deels hooge door bodemverheffing ontstane eilanden, door koraalriffen omgeven, waarop men een prachtige natuur aantreft, en met wier bevolking in het begin gedweept werd. Zij worden gedeeld in Melanesië, Micronesië en Polynesië.
De ontdekking van Australië dateert van het begin der 17de eeuw. In 1601 bezocht de Portugees Godinho de Eredia de streek om Kaap van Diemen. In 1606 kwamen Hollanders in het Oostelijk gedeelte van de Carpentaria Golf. In 1623 werd dit Noordelijk gedeelte verder onderzocht door Carstensz en in 1636 door Pietersz. In 1642 vond A. Tasman de Zuidpunt van Tasmania, terwijl hij in 1644 op Nieuw-Guinea kwam.
Na dezen voornamen reiziger werd er voorloopig weinig aan Australië gedacht. In 1770 voer Cook hier voornamelijk aan de Oostkust. Op zijn derde reis in dit gebied in 1777 bezocht hij de Zuidkust van Tasmania.
Ook anderen reisden langs de Noordkust en de Zuid- en de Oostkust van Australië. — In de jaren 1817—’24 deed King zijn onderzoekingsreizen aan de Noord- en de Westkust. Het binnenland werd eerst in de 19e eeuw bezocht, allereerst van uit Nieuw-Zuid-Wales, later ook van Zuid naar Noord (M.’ Donall Stuart in 1860—’62) en ook van West naar Oost, hetgeen met vele bezwaren en teleurstellingen gepaard ging.
De oorspronkelijke bewoners van het vaste land vormen een eigen groep, die het meest verwant is aan de Papoea’s. Zij leven in kleine stammen, op eigen jachtgronden, onder hoofden, in min of meer vriendschappelijke verhouding. Bij de inlijving der jonge mannen in den stam worden gemeenschappelijke feesten gevierd met dansen. Polygamie is onder hen in zwang, maar het huwelijk onder familieleden is streng verboden. Door kindermoord en andere middelen wordt het kinderaantal klein gehouden. Zij zijn aan het uitsterven; in Tasmania b.v. worden geen oorspronkelijke Australiërs meer aangetroffen.
De blanken dragen daarvan groote schuld door hun behandeling der gekleurden. Naar schatting zijn er op het vaste land geen 85 h 90 duizend zielen meer over gelijk een halve eeuw te voren. Sedert 1838 wordt door de regeering eenige zorg aan hen besteed, en zijn er reservatie-plaatsen voor hen bestemd geworden, alwaar zij vrij leven kunnen.
De kolonisatie van Australië is begonnen, toen Engeland na de afscheuring der Noord-Amerikaansche Staten, besloot aan de Oostkust van Australië een kolonie te stichten en daarheen de misdadigers te voeren. Den 20sten Januari 1788 landde de eerste gouverneur, die den grondslag legde voor de stad Sydney in Nieuw-ZuidWales. Van hier uit werden afzonderlijke kolonies gesticht aan deze Oostkust. Een daarvan was op Van Diemensland, dat in 1824 een zelfstandige kolonie werd en sedert 1856 Tasmania heet. In 1829 ontstond de eerste kolonie in WestAustralië. In 1836 probeerde de vereeniging voor de kolonisatie van Zuid-Australië armen uit Engeland daarheen te trekken, wat aanvankelijk minder, later beter resultaat had.
In 1851 werd Victoria, waarheen in 1834 herders uit Van Diemensland waren overgestoken, van Nieuw-Zuid-Wales losgemaakt en een zelfstandige kolonie. In 1859 werd het Noordelijk deel van Nieuw-Zuid-Wales een afzonderlijke kolonie, Queensland geheeten. (De deportatie van misdadigers hield allengs op, naar Nieuw-ZuidWales in 1848, naar Van Diemensland in 1853, en naar West-Australië in 1868. Er waren naar Nieuw-Zuid-Wales van 1787—1839 59.788, naar Van Diemensland van 1803—1853 67.655 en naar West-Australië van 1849—1860 ruim 9700 veroordeelden gezonden. Allang zijn zij onder de andere kolonisten opgenomen. Voor 94% is de bevolking uit Groot-Brittanië afkomstig). Door de gemeenschappelijke conferentie der 7 koloniën werd 10 April 1891 besloten zich aaneen te sluiten als staten der „Commonwealth of Australië”.
Deze is 1 Januari 1901 tot stand gekomen, doch zonder Nieuw-Zeeland, dat onder Engelsch bestuur bleef. De staten zijn: Nieuw-Zuid-Wales, Victoria, Queensland, Zuid-Australië, West-Australië, Tasmanië. De wetgevende macht is in handen van den Engelschen monarch (die door een gouverneur-generaal wordt vertegenwoordigd, wien een ministerie van 7 leden terzijde staat), den Senaat en het Huis der volksvertegenwoordiging. In den Senaat zitten voor iederen staat 6 leden, die door zijn Parlement worden gekozen voor 6 jaren. De leden van het Huis der volksvertegenwoordiging worden door de keuze des volks — 1 lid op de 30.000 inwoners — voor 3 jaren verkozen. Zij vergaderen te Canbarra in Nieuw-Zuid-Wales.
Later zijn ook Chineezen naar Australië gekomen, en Maori’s uit Nieuw-Zeeland, en Kanaka’s van Polynesië en Melanesië.
Wat den godsdienst betreft, komt duidelijk uit, dat het land bevolkt is door kolonisten, die hun eigen kerkelijk leven van het moederland voortzetten. De Anglicaansche kerk heeft 20 bisschoppen onder den aartsbisschop van Sydney. De Roomsche kerk bestaat uit 4 aartsbisdommen en 18 bisdommen. Verder zijn er onderscheidene Presbyteriale kerken, Wesleyaansche en andere Methodistische kerken, Independenten, Baptisten, Unitariërs, Plymouth-broeders, Calvinisten, Kwakers, Hernhutters enz. De Duitsche emigranten, voornamelijk streng confessioneele Lutherschen, die omstreeks 1840 uit Pruisen weken wegens de Union-beweging, vereenigden zich in 1856 tot de eerste evangelische synode. — Ofschoon kerk en staat gescheiden zijn, wordt van staatswege aan sommige kerken subsidie verleend.
Het onderwijs in Australië wordt in openbare lagere scholen gegeven. De jeugd ontvangt op zondagsscholen en verder in de kerk hare religieuse opvoeding. De opleiding tot het ambt in de kerken geschiedt in kerkelijke seminaries. Op de eilanden, d. w. z. onder stammen, die ieder een eigen taal hebben, en vaak niet meer dan 25.000 leden tellen, heeft de zending voor het onderwijs gezorgd. In de latere jaren zijn de regeeringen er zich mede gaan inmengen.
De zending onder de inboorlingen op het vasteland wordt door de Broedergemeente, de Evangelisch Luthersche Immanuelsynode, de Anglicaansche kerk en de Presbyterianen aldaar gedreven, echter met weinig vreugde. Onder de Chineezen, die in Victoria, Nieuw-Zuid-Wales en Queensland als arbeiders leven, wordt het Evangelie gebracht door Anglicanen, Presbyterianen en Wesleyanen met behulp van Chineesche Christen-helpers. Ook wordt door deze kerken en de Baptisten gedacht aan het geestelijk heil der Kanaka’s, die van de eilanden als plantagearbeiders in Queensland zijn gehaald.
Op Nieuw-Zeeland zijn de Maori’s de oorspronkelijke bewoners, die in stammen verdeeld, veel onderlingen krijg voerden, en als menscheneters bekend waren. In 1814 begon hier de Engelsche kerk-zending een cultuur-missie met Christelijke arbeiders; later zag men in, dat toch de Evangelie-prediking noodig was. Daardoor zijn ruim 18.000 Christenen gewonnen, wier bearbeiding in 1904 aan de Anglicaansche kerk is overgedragen. In 1822 wijdden zich ook de Wesleyaansche Methodisten aan de kerstening der inboorlingen; er vonden opwekkingen onder hen plaats ; aan een voldoende opleiding der inboorlingen-helpers werd niet de noodige zorg besteed; deze zending is nu aan de Nieuw-Zeelandsche provinciale conferentie opgedragen. Ook wordt door de Presbyterianen onder de Maori’s zending gedreven. Op droeve wijze is de kerstening mislukt door den strijd met de blanken om grondbezit.
Een groot deel der bevolking maakte zich toen van de zending los, en onder hen is er de Hauhau-dienst(een mengelmoes van Christendom en heidendom) ontstaan, en is door een profeet en volksleider de Pai Marire-bond gesticht. Over het geheel is over die, bovendien uitstervende, Maori-Christenen niet veel te roemen.
Polynesië is de naam, waaronder de meest Oostwaarts gelegen eilandengroepen worden saamgevat. De bevolking heeft een licht-bruine kleur van huid, zwartlokkig haar en een mooien lichaamsbouw. Hun godsdienst bestond in een vereering van voorvaderen en góden, waarbij ook menschenoffers werden gebracht; bijzonder was het tatoueeren in zwang, terwijl de „tabu”, als een soort heiliging, in al hun leven een bijzondere plaats innam. Aan hunne kerstening heeft de Londensche zendingsvereeniging in de 19e eeuw haar krachten gewijd, en naast haar zijn ook de Wesleyaansche Methodisten hier en daar gaan arbeiden met name op de Tonga-, Witi- of Fidji- en Samoa-eilandengroep. Over ’t algemeen zijn de bewoners tot het Christendom overgegaan, en blijven voortleven, waar de blanken hen niet verdringen. Op de door Frankrijk geannexeerde groepen heeft de Parijzer zendingsvereeniging den arbeid der Engelsche missie overgenomen op de meest Oostelijk liggende Austral-, Qezelschaps-, Paoemotoeeilanden, en heeft in vele gevallen de Roomsche zending geoogst wat door evangelische zending was uitgestrooid.
Op de Samoa-eilanden, waarvan de voornaamste twee eens aan Duitschland behoorden, en de andere aan Amerika, is de bevolking tot het Christendom overgegaan. De kerk, door de Londensche zending gesticht, is nu zelfstandig en heeft een eigen zending op de Salomons-eilanden. Onder de Chineesche arbeiders wordt het Evangelie gebracht door een Chineeschen predikant. — De meest Noordelijk gelegen Hawaii- of Sandwich-eilanden, die met elkaar een oppervlakte beslaan als de andere Polynesische eilanden tezamen, behooren aan de Vereenigde Staten van Amerika. Daar is de groote Amerikaansche zendingsvereeniging (A. B.) in 1820 begonnen onder de inboorlingen, en met veel vrucht; in 1870 zijn de meer dan 50 kerken verbonden tot een „Hawaiian Evangelical Association”, die finantieel zelfstandig kon staan maar geestelijk daarvoor niet in staat bleek; zoodat er gedurige achteruitgang is. Onder de Aziaten, die hier kwamen uit Japan (pl.m. 80.000) en uit China (pl.m. 22.000) wordt door Amerikaansche zendingsvereenigingen het Evangelie gebracht.
Micronesië is de naam voor de eilandengroepen, die Westelijk van Polynesië liggen. Daarop wonen ongeveer 100.000 inboorlingen, die tusschen de Oostelijke Polynesiërs en de Westelijke Melanesiërs instaan. Onder Engelsch bewind zijn de Gilbert eilanden, terwijl de vroeger aan Spanje behoorende Karolinen en Marianen, en de Marshall-eilanden aan Duitschland kwamen, en nu onder Japans bewind zijn gekomen. Het zendingswerk op deze eilandjes geschiedt van uit Hawaii onder leiding van de groote Amerikaansche vereeniging (A. B.); er arbeiden 19 geordende en 69 andere helpers; die niet genoegzaam bezocht en opgeleid kunnen worden door de 4 Amerikaansche missionairen en 6 dames, welke aan de kostschool voor meisjes te Kaoenai en aan het seminarie te Mejuro verbonden zijn; een zendingsschip is ter hunner beschikking. In de laatste jaren hielp ook de Duitsch evangelische zending haar aan de kerstening van het kleine aantal inboorlingen, dat bovendien nog verschillende talen spreekt. Aan dien Duitschen arbeid is door Japan een einde gemaakt, toen het de Duitsche bezittingen onder zijn bestuur nam.
Melanesië is de meest Westelijke reeks van eilanden-groepen, die het dichtst bij ’t vasteland ligt. Daar wonen de donkerbruin gekleurde Papoea’s met hun kroesharige hoofden. Onder hen is de zending van jongeren datum en met kracht bezig. Op de onder Fransch bestuur staande Loyaltyeilanden, waarbij het tot strafkolonie dienende Nieuw-Caledonië ligt, arbeidde eerst de Londensche zendingsvereeniging, onder tegenwerking van de Fransche regeering en de Roomsche zending. De Parijzer missie is hier ook bezig: op ’t eiland Mare is de kerk zelfstandig; en vandaar uit wordt door 22 inboorlingen-helpers en 2 missionarissen op Nieuw Caiedonië het Evangelie gebracht. Op de Nieuw-Hebriden waren de bewoners krijgszuchtige wilden; meerdere zendelingen zijn er gedood.
De Melanesische zending is op de Noordelijke eilanden werkzaam en stuurt geschikte krachten naar haar kweekplaats op Norfolk. Op de andere eilanden wordt de zending door Presbyterianen gedreven, uit Canada, van de vrije Schotsche kerk, en van Australië met Nieuw-Zeeland. Door hun arbeid zijn de Zuidelijke eilanden bijna geheel gekerstend, wat in de middelgroep nog niet het geval is. De Santa-Cruz-eilanden vallen ook onder de zorg der Melanesische zending, evenals de Salomon-eilanden, waar de arbeid gezegend is. Die Melanesische zending heeft 105 stations, waaraan 396 inboorlingen zendingsarbeid. verrichten en 16000 Christenen. De Australische Wesleyanen zijn in 1902 op Choseul en NieuwGeorgia het zendingswerk begonnen.
Sedert 1875 zijn deze laatsten ook in den Bismarck-archipel (die in 1884 aan Duitschland kwam) begonnen met evangelisten van de Tonga- en Witi-eilanden, en niet zonder vrucht: er zijn 4100 avondmaalgangers, die finantieel goed bijdragen voor dit werk. Eindelijk behoort hiertoe ook het groote eiland Nieuw-Guinea met de daarbij liggende eilandengroepjes, op welke laatste de Wesleyanen van Australië sedert 1891 met vrucht het Evangelie prediken. De Westelijke helft van Nieuw Guinea is kolonie van Nederland. De Oostelijke helft — tegenwoordig als „Papua” onder Australisch beheer — stond voor het Noordelijk deel, Kaiser Wilhelmsland, voor den oorlog onder Duitsch bewind: de Luthersche zending van Neuendettelsau begon er in 1886, en werkte niet ongezegend; de in 1887 begonnen Rheinische zending had op haar terrein vele bezwaren te dragen, o.a. stierven 20 harer arbeiders en werden er 2 vermoord. De Engelschen hebben gedurende den oorlog dit Noordelijk deel bij het reeds te voren onder hun bewind staande Zuidelijk deel, gevoegd, waar de Londensche zendingsvereeniging in 1872 begonnen is te zaaien, en steeds voortwerkt aan de Zuidelijke kust op 14 hoofdstations, waar 3000 avondmaalgangers zijn. De Noordelijke kust is door de Anglicanen van Australië ter bearbeiding gekozen; terwijl op de eilandjes sedert 1891 door de Wesleyaansche Methodisten van Australië het Evangelie wordt gepredikt, en reeds meer dan 3000 bekeerlingen gedoopt zijn.