Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Amandelboom

betekenis & definitie

Een tot de steenvruchten behoorende struik en boom van Afrika en Azië, gelijk ook van de Europeesche kustlanden der Middellandsche zee. Hij gelijkt veel op den perzikboom, heeft zeer schoone rozeroode bloesems, die vóór de bladeren bloeien.

Vandaar zijn gewone Hebreeuwsche naam schaked = de wakende, de vroegbloeiende. Zijn steenvrucht, die met een lederachtige huid is omgeven, bevat in zich de bekende amandelen (Gen. 43 : 11).

De amandelboom bloeit het eerst van alle vruchtboomen. Reeds in Januari vertoont zich de bloesem.

Eerst is de bloesem rood, maar later wordt hij wit. Hoogstwaarschijnlijk is daaraan het beeld in Pred. 12 : 5 ontleend, waar de witte haardos van den grijsaard als amandelbloesem wordt voorgesteld.

Deze bloesem zat immers ook aan een kalen stam. In Gen. 30 : 37 lezen wij, dat jacob amandeltakken (geen hazelaar) in de drinkbakken legde.

Tegenwoordig schrijft men aan den amandelstaf nog wondervolle kracht toe. Van hetzelfde hout was Aarons staf (Num. 17 : 8).

< >