Nederduitsche spreekwoorden

Carolus Tuinman (1726)

Gepubliceerd op 18-05-2022

Ymand zwart maken

betekenis & definitie

Dat is hem lelyk afschilderen, gelyk quaadsprekende achterklappers en lasteraars plegen te doen. Zwart staat tegen wit, als duisternis tegen licht.

Dus zeide Horatius: Hic niger est, hunc tu, Romane, caveto. Zo was ook by de Romeinen een spreekwoord: Ater, an albus sit, nescio, dat is, ik weet niet of hy wit, of zwart, ’t wil zeggen, goed of quaad is. Van een blijden en vriendelijken zegt men: Hy lacht zo witjes, en van een norssen grimmer: Hy ziet zo donker. Zwart te zyn, word aan den Vorst der duisternis toegeschreven. Daar van noemt men hem Heintje Pik, en de zwarte man; hoewel zijne vrienden zeggen, dat de Duivel zo zwart niet is, als men hem wel schildert. Heintje Pik word ook genoemt Haantje Pik. Dien men dan zwart maakt, wil men den Duivel doen gelijken, door hem een smeer te geven uit den zwartzelpot, dien lasteraars over al en gestadig in den mond dragen, met den zwartzelquast van hunne tonge, die van de helle aangesteken is. Dus overstrijken zy elk wien ’t hen lust, met eenen quispel; ’t geen menigmaal zo licht niet af te wasschen is, volgens dat zeggen: Audacter calumniare, semper aliquidhaerebit. Doch zulke zwartmakers, en kladschilders van de helle, gelijken den Satan zelf, als kinderen hunnen vader; en zyn bendvogels van de zelve zwarte prentkonst.

< >