Dat drukt uit een groot en onderdaanig ontzag voor ymand, zo dat men op zyn gezigt en oogwenken let. De oogen zyn spiegels van het herte, en daar in bespeurt men wel- of qualijk gezintheid, en wat ymand aangenaam is, of mishaagt.
Zo weten de honden te zien naar de oogen van hunne meesters. Onder de menschen zyn maar al te veel oogendienaars, Kol. 3: 22. Men zegt ook, Ymand naar den mond zien, dat is, waarnemen wat hy zegt, of wat hem smakelijk is. Zo mede, Ymand van de hand vliegen, dat is, straks uitvoeren ’t geen hy met zyn hand wyst en winkt. Vergelijkt Job 38: 34, 35.