Dat is hem rond uit aan te zeggen, en in ’t aangezigt te verwyten, dat hy ligt. Maar hoe komt dat heeten daar te pas? Heeten is gebieden, en ook noemen.
Neemt men ’t in den eerste zin, dan is ’t ymand gebieden te liegen. Maar immers beveelt men hem niet te liegen, dien men voor een leugenaar scheld. Al zo onvoegelijk schijnt de tweede betekening. Wat is ymand noemen liegen? Men noemt wel ymand leugenaar; maar niet liegen. Doch ’t zal willen uitdrukken, dat men ymands woorden liegen heet, of noemt. Diergelijke zeldzaame spreekwijzen, waar van men nauwelijks reden kan geven, zyn’er niet weinige in onze moedertaal, b. v. Veel met ymand op hebben; Van zichzelven vallen; Van doen hebben, enz. ’t Is een groote hoon, als men ymand dus heet liegen. Daar op, zegt men, past een muilpeer, zo ’t niet verder gaat. Schandelijk is ’t ook, wanneer ymand, als een leugenaar, zyn woord moet door zijnen hals halen. Deze uitdrukking zal genomen zyn van ’t doen der honden, die ’t uitgebraakte weder inslokken.