Dit zegt men tot vieze kieskaauwers. Is dat zeespek uit de rug van een walvisch gesneden, dan moeten die knollen, om dat traansmaakje zo geheel liefelyk van geur niet zyn.
Doch zulke gasten zyn dat onthaal waardig. Men schryft echter van de volkeren in ’t afgelegen kille Noorden, dat spek van walvisschen en zeehonden by hen lekkerny is; en als zy recht goed’ cier maken, drinken zy’er goede teugen walvischtraan op, waar in zy meer smaak vinden, dan in bier of wyn. Doch elk zyn meugje. De smaak laat zich niet betwisten.
In de verscheidenheid van smaaken blykt de wysheid van den goedertieren Schepper. Waren alle menschen altoos even belust op een soort van spijze, hoe raar, hoe duur zoude die moeten worden? Waar bleef men dan met de andere? Nu word alles met smaak en lust genuttigt. Zo heeft God den menschen ook eene liefde tot hun vaderland ingeschapen, op dat alle gewesten bewoont zouden zyn. By voorbeeld, hoe koud en onvruchtbaar het barre Groenland is, de inboorlingen hebben daar toe zulk eene driftige zucht, dat zy nergens elders aarden noch duuren konnen, en andere landen straks moede zyn.
Zo verscheiden zyn ook de zinnelykheden omtrent huwelyken, studien, ambachten, enz. Dus heeft de een zin in de moeder, en de ander in de dochter:waar door elk zyne gading krijgt. Doch wat de gewoonte op den smaak vermag, kan men zien in die eerst tabak of koffi leeren drinken. Doch de honger heeft daar in het grootste vermogen.
Spreuk. 27: 7. Men zoude eens eene proef konnen nemen aan zulke meugnieten.