Dat zegt men tot eenen kankaatigen lekkerbek, die men niets te dank kan opdissen, en die van alles met een scheeven mond zegt, dat mag ik niet. Waarom het spreekwoord juist gebraden prikken uitkipt, weet ik niet.
Men zegt ook: Of gy den droes mogt, wie zou hem u kooken? Maar moogt gy ’t niet, zet het zeven voeten van u, dan hindert u de reuk niet. Die ’t niet mag, biede het goeden dag.