Dat wil zeggen, op hem word gemikt, of gedoelt. Maar hoe komt munten daar by te pas? Munten is geld slaan, van munt, ’t geen ik buiten twyfel acht versmeed te zijn van ’t Latijnsche moneta.
Doch dat schijnt op het spreekwoord niet toepasselijk. Ik gis dat gemunt verbastert is van gemant, zo dat het zeggen wil, hy is de man, dien men voor heeft. Dus leggen schutters in gevechten elk aan op hunnen man. Hier in word ik bevestigt, om dat een muntige koe ouds tyds ook genoemt wierd een mansche koe, met betrekking op den stier. Of wil het zeggen, men heeft hem bestempelt? Dit word ook verder tot andere dingen uitgebreid. Maar waar toe zullen wy uitmunten, voor uitsteken, brengen? ’t Latijnsche eminere zweemt daar na niet qualijk.